Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

4 november 2019

De meeslepende werking van artikel 80a RO

De verdachte in deze zaak werd in hoger beroep wegens poging tot doodslag veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf met aftrek en ging vervolgens in cassatie. Namens hem werden drie cassatiemiddelen ingediend, waarvan de eerste twee volgens de Hoge Raad in aanmerking kwamen voor afdoening ex art. 80a RO. De Hoge Raad was van mening dat die middelen “klaarblijkelijk niet tot cassatie konden” leiden. Niet alleen voor de verdachte die in cassatie gaat is een dergelijk oordeel vaak onverwacht. De afdoening in cassatie is doorgaans niet of moeilijk voorspelbaar en als de Hoge Raad een zaak op de voet van art. 80a RO vereenvoudigd afdoet, is het gissen wat aan dat judicium ten grondslag ligt. Was de afdoening in cassatie maar wat meer voorspelbaar.  Het derde middel klaagt over schending van de redelijke termijn omdat de inzending van de stukken naar de griffie van de Hoge Raad niet tijdig heeft plaatsgevonden. Die inzendtermijn is 6 maanden en was afgerond met 4 maanden overschreden. Geen speld tussen te krijgen. De klacht is dus terecht en strafvermindering is in beginsel de remedie. In het verleden heeft de Hoge Raad echter beslist dat een verdachte die geen belang heeft bij cassatie en toch van dat rechtsmiddel […]
7 juli 2017

Nadere regels over horen getuigen

1. Inleiding De Hoge Raad gedraagt zich de laatste jaren meer en meer als een schoolmeester die op gezette tijden de juridisch minder bedeelde medemens komt uitleggen hoe het strafrecht in elkaar zit. Uiteraard zijn de rechtseenheid en rechtszekerheid hiermee gediend, maar er blijft niettemin een wrange nasmaak hangen wanneer tevens moet worden vastgesteld dat het niveau van rechtsbescherming van de verdachte hieronder lijdt of in ieder geval dreigt te worden onderbelicht. De ommezwaai van de Hoge Raad, als ik dat woord mag gebruiken, dateert van de periode rond de benoeming van Corstens. Niet toevallig in een vorig leven officier van justitie? Rechtsbescherming wordt nu in wezen overgelaten aan de lagere rechters en de verdachte die meent te worden beknot in zijn (verdrags)rechten moet van goede huize komen om bij de Hoge Raad kans van slagen te maken. Dat heeft mede te maken met de cassatietechniek, waardoor de Hoge Raad klachten vaak eenvoudig kan afwimpelen (“niet onbegrijpelijk”) en de introductie van art. 80a RO. Veel grieven worden zonder omhaal van woorden en met een verwijzing naar art. 80a RO in de prullenmand gedeponeerd. Andere arresten worden vooral gekenmerkt door een vermelding van art. 81 lid 1 RO, waarbij soms als […]
19 september 2014

Vormverzuimen in een politiestaat

Er pleit veel voor om het woord “vormfouten” (strikt genomen staat er “vormen” in art. 359a Sv) in het Wetboek van Strafvordering te schrappen. Het woord verbloemt waarom het gaat. Het gaat heus niet over mineure schrijffoutjes in de tenlastelegging, zoals een verkeerd gespelde naam van de verdachte. Maar dat is wel een beeld dat veel mensen hebben. En vanuit die beeldvorming is het vanzelfsprekend dat een verdachte niet vanwege zo’n vergissing die met de kern van de zaak niets te maken heeft, mag worden vrijgesproken. Maar dat gebeurde vroeger niet en dat gebeurt heden ten dage nog steeds niet. Het is een van de vele hardnekkige maatschappelijke misvattingen over het strafrecht. Sommige van die misvattingen zijn naar mijn overtuiging door de politiek aangegrepen om het Wetboek van Strafvordering dusdanig te veranderen dat politie en justitie meer bevoegdheden kregen, terwijl fouten die werden gemaakt bij de opsporing en vervolging  zoveel mogelijk konden worden weggemasseerd.  Art. 359a Sv is daarvan een goed voorbeeld. De tekst spreekt van “vormen” die zijn “verzuimd” in het voorbereidend onderzoek. Zoals tussen de regels door al bleek kunnen die “vormen” ernstig zijn. Een kras voorbeeld daarvan levert Hof Arnhem-Leeuwarden 16 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7186. Aan de verdediging was een deskundigenbericht over […]
19 augustus 2014

Witwassen van vormverzuimen

In Mr., een website voor juristen, luidt een aantal strafrechtadvocaten vandaag de noodklok  over het “wegwuiven” van vormfouten door de Hoge Raad. Politie en justitie gaan in de fout en de Hoge Raad doet er niets tegen. Dat wil zeggen dat de fouten niet worden afgestraft door het bewijs dat daardoor is vergaard uit te sluiten en de verdachte als er onvoldoende smetteloos bewijs is vrij te spreken. Of door het Openbaar Ministerie stevig op de vingers te tikken middels een niet-ontvankelijkverklaring. Een “gevaarlijke” ontwikkeling menen de advocaten, al zien zij dat hun cri de coeur weerklank vindt bij lagere rechters, die soms lijnrecht tegen de rechtspraak van de Hoge Raad wel tot bewijsuitsluiting overgaan. Een soort revolutie in het strafrecht waarmee lagere rechters het toezicht op de opsporing door politie en justitie meer inhoud geven en zich niet de wet laten voorschrijven door de Hoge Raad. Een voorbeeld van een dergelijke verzetsdaad lijkt rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 augustus 2014 waarin het binnentreden onrechtmatig werd geacht omdat weliswaar een machtiging was afgegeven, maar er geen verdenking was. Ik zag de ontwikkeling al jaren geleden aankomen en maakte er destijds ook melding van. De wetgever had de trend al gezet in de jaren […]