Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

24 maart 2015

De derde deal van Teeven

Er is iets zeer merkwaardigs aan de hand. Om te beginnen met de eerste deal tussen Teeven en Cees H.. Die uit 1998. In de voor akkoord getekende verklaring van 22 juni 1998 staat onder punt 4 dat het parket Amsterdam “positief zal adviseren” op een ingediend gratieverzoek. Niets mis mee. Want het OM adviseert altijd over een gratieverzoek. Een advies dat niet bindend is. Over gratie beslist de Koning na advies te hebben ingewonnen bij het OM en de rechters. Bij voorkeur de magistraten die destijds bij de veroordeling betrokken waren. In de praktijk wordt de beslissing genomen door ambtenaren van het Ministerie van Justitie. Zo heette dat destijds nog. Maar onder punt 6 van de overigens ook tekstueel opvallende overeenkomst staat “Een beslissing op een ingediend gratieverzoek zal onverwijld worden genomen”. Vreemd. Dat is toch het prerogatief van de Koning, lees het ministerie. Het OM staat daar buiten? Sterker nog: in de destijds geldende Richtlijn “deals met criminelen” was een gratiezegging zelfs uit den boze.