In een uitgebreid gemotiveerd tussenvonnis heeft de rechtbank Amsterdam vandaag de klachten van kroongetuige La Serpe over de deal die hij met het Openbaar Ministerie en het Team Getuigenbescherming (TGB). Bij het lezen van het tussenvonnis moest ik onwillekeurig terugdenken aan het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2010 (LJN:BK8132) waarin de vrijspraak van de van oorlogsmisdaden verdachte Kouwenhoven werd vernietigd en bekroop mij de gedachte dat interpretatie in het recht veel mogelijk maakt. Waar een wil is, is een weg. Anders dan in de media werd beweerd vernietigde de Hoge Raad de vrijspraak van het Hof omdat het horen van (anonieme) getuigen à charge die noodgedwongen eerst op het laatste moment door het Openbaar Ministerie konden worden opgeroepen, ook dan “noodzakelijk” kan zijn, indien het vervolgingsbelang daarmee gediend kan zijn. Het Hof had dit vervolgingscriterium volgens de Hoge Raad ofwel ten onrechte niet gehanteerd ofwel niet gemotiveerd waarom het niet van toepassing was. De bekende cassatietechnische tweetrap. In gewoon Nederlands rekte de Hoge Raad het “noodzakelijkheidscriterium” dus op en vond hij, gelet op de inhoud van die verklaringen, dat die relevant waren. Advocate Weski beweerde in NOVA het tegendeel en zat glashard te liegen. Ik maak mij sterk of een dergelijke overweging, waarin […]