Het Liquidatieproces: Over een ontregelde kroongetuige, een ontspoord moordproces en een onbekwame wetgever

Gezinsdrama in Zierikzee gevolg van juridisch gepruts
9 maart 2010
De vrijspraak van Lucia de B. (1)
14 april 2010
Show all

 

Het Liquidatieproces is ontspoord. Meer en meer lijkt het er op dat het grootste moordproces dat ons land heeft gekend, in het teken staat van een juridisch gevecht tussen enerzijds het Openbaar Ministerie en anderzijds de kroongetuige Peter la Serpe. Met als inzet de rechtmatigheid van de deals die tussen de kroongetuige en het Team Getuigenbescherming (TGB) respectievelijk het Openbaar Ministerie zijn gesloten. Het Openbaar Ministerie wimpelt alle kritiek van zijn kroongetuige af met het voor de hand liggende argument dat de deal die met de kroongetuige is gesloten uitsluitend een toezegging tot strafvermindering bevat en dat die deal inmiddels door de Rechter-Commisaris is goedgekeurd. De deal met het TGB staat daar volgens het Openbaar Ministerie volledig los van en de kritiek die La Serpe hierover heeft, hoort niet thuis op het bordje van de rechtbank. De advocaten van de verdachten in het moordproces vallen La Serpe bij en dringen aan op nader onderzoek door de Rechter-Commissaris of de rechtbank, omdat de intentieverklaring niet los kan worden gezien van de toezegging tot strafvermindering.

Vanzelfsprekend hebben die advocaten het gelijk aan hun zijde. Voordat een kroongetuige zijn lot in de vorm van een overeenkomst met het Openbaar Ministerie bezegelt, zal hij zijn toekomst zoveel mogelijk veilig willen stellen. En dat doet hij door met het TGB afspraken te maken over zijn beveiliging. Die afspraken vormen voor de kroongetuige de voorwaarden waaronder de overeenkomst met het Openbaar Ministerie tot stand komt. Wanneer die afspraken onrechtmatig tot stand zijn gekomen, dient de overeenkomst met het Openbaar  Ministerie als het ware te worden ontbonden. Die overeenkomst is niet rechtsgeldig en dat betekent dat La Serpe niet aan zijn verplichtingen is gebonden en dat het Openbaar Ministerie niet aan zijn toezegging is gehouden. Maar daar heeft La Serpe weinig aan. Hij heeft zijn ziel en zaligheid aan het Openbaar Ministerie verpand en zijn verklaringen mogen in beginsel door de rechtbank voor het bewijs worden gebruikt. Als lichte pleister op de wonde geldt dat La Serpe, anders dan mr. Meijering stelt, niet vervolgd kan worden voor het weigeren van een verklaring (art. 192 lid 2 Sr), aangenomen dat hij zijn beloftes op dit punt is nagekomen.

De advocaten van de verdachten hebben er nu alle belang bij dat er gedegen onderzoek plaatsvindt. Want voor zover ik het kan beoordelen lijkt er voldoende bewijs tegen de verdachten te zijn en is de kroongetuige de enige troef van de verdediging. Juridisch hebben zij ook goede argumenten om dat onderzoek min of meer af te dwingen. Het gekozen plan van aanpak loopt langs twee lijnen. De eerste lijn is, als gezegd, die waarin de verbinding tussen de twee deals wordt gelegd. De tweede lijn, is die waarin wordt aangetoond dat het Openbaar Ministerie een loopje met de regeling heeft genomen, hetzij doordat in het traject met het TGB onregelmatigheden zijn geslopen, hetzij doordat verboden toezeggingen zijn gedaan. Omdat beide deals met elkaar samenhangen werken onrechtmatigheden door en staat de verdediging extra sterk.

Weliswaar heeft onze incompetente wetgever weer eens een draak van een regeling geschapen door in de wet slechts het accent te leggen op de deal tussen de kroongetuige en het Openbaar Ministerie, maar uit de wetgeschiedenis en de systematiek van de regeling kan worden afgeleid dat het Openbaar Ministerie ook verantwoordelijk is voor de wijze waarop de deal met het TGB tot stand is gekomen. Het TGB maakt namelijk deel uit van het KLPD en staat onder gezag van een officier van justitie. Die officier staat in nauw contact met de zaaksofficier en daartussendoor loopt dan weer een CIE-officier. Het is te gemakkelijk om die verantwoordelijkheid te ontlopen door een beroep te doen op krakkemikkige wetgeving, waarin de intentieverklaring en de deal met het TGB is weggemoffeld en het Openbaar Ministerie zijn verantwoordelijkheid ontloopt..

Dat is niet het enige juridische argument. Uit de ontstaansgeschiedenis van de regeling blijkt dat de wetgever transparantie van wezenlijk belang heeft geoordeeld. Herhaalde malen wordt benadrukt dat alle afspraken in detail moet worden vastgelegd en dat het verzwijgen van onderdelen er van onder omstandigheden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie kan leiden. Niet uigesloten kan worden dat de wetgever hierbij uisluitend de overeenkomst tussen de kroongetuige en het Openbaar Ministerie voor ogen heeft gestaan, maar onwaarschijnlijk is dat wel. Zeker omdat in de Aanwijzing wordt gesteld dat de officier van justitie “volledige opening van zaken geeft met betrekking tot de feiten en omstandigheden die van belang zijn geweest voor de totstandkoming van de overeenkomst”. Die passage valt moeilijk anders te lezen dan dat ook feiten en omstandigheden die bij de intentieverklaring een rol hebben gespeeld, aan de rechter dienen te worden voorgelegd. Daaruit volgt de verwevenheid tussen de deal met het TGB en de deal met het Openbaar Ministerie.

Er volgt ook iets anders uit. De regeling verbiedt een financiële beloning voor de kroongetuige. Maar het zal een ieder duidelijk zijn dat afspraken, welke de bescherming die de kroongetuige in de toekomst moet worden geboden regelen, zo “riant” kunnen zijn, dat onder die kapstok ook een ruime financiële vergoeding kan vallen. Teneinde te kunnen toetsen of het Openbaar Ministerie dit wettelijk verbod heeft overtreden en de verklaring als het ware heeft gekocht, is het wenselijk en noodzakelijk dat de zittingsrechter daar zicht op krijgt. In het verleden is menige kroongetuige er zo bekaaid vanaf gekomen, dat hij in plaats van in zijn aan de fraaie bungalow grenzende swimmingpool met een dikke sigaar onder de Cubaanse zon te genieten van de geneugten van het leven, zich de rest van zijn bestaan moest ophouden in een bekrompen flatje ergens in een achterbuurt van Wenen. Een zittingsrechter die zich laat afschepen door het Openbaar Ministerie met een slap verhaal over gescheiden verantwoordelijkheden, zou zich moeten schamen!

Genoeg reden dus, lijkt mij, om het Openbaar Ministerie te “dwingen” openheid van zaken te geven, eventueel voorafgaand door een verklaring waarin La Serpe wat explicieter zijn klachten onder woorden brengt. Dat laatste is essentieel en er zal de verdediging veel aan gelegen zijn om La Serpe op dit punt te voeden. Want tot nu toe klaagt hij steen en been, maar geeft hij aan zijn klachten weinig concrete invulling. En dan kan de rechter er omheen.

Alles duidt er op dat op 6 april en de dagen er na een stevige clash tussen het Openbaar Ministerie en zijn kroongetuige zal losbarsten. Voorwaarde is dat die getuige opening van zaken geeft en zich de komende tijd niet door het Openbaar Ministerie zal laten inpakken. Die kans lijkt mij echter gering. Er is te veel gebeurd. Dat kan het einde betekenen van het proces, al is die kans gering. Wanneer La Serpe niet in toom kan worden gehouden, zal het Openbaar Ministerie vermoedelijk met getuige Q5 op de proppen komen. Maar daar kleven tal van bezwaren aan, al is het maar dat Q5 door informatie uit de media is “besmet” en alleen al om die reden de vraag klemt of die getuige “uit eigen wetenschap” verklaart. Een andere, prangende vraag is of het Openbaar Ministerie al voor de deals met La Serpe op de hoogte was van de informatie die uit de koker van Q5 komt en hoe die informatie zich verhoudt tot de verklaringen van La Serpe.

 Hoe het megaproces ook afloopt, de talrijke procesincidenten zouden in ieder geval het begin moeten markeren van een nadere bezinning door de wetgever op de regeling van de kroongetuige. Een bezinning die zou moeten leiden tot een grondige renovatie van de huidige regeling, waarbij in ieder geval de overeenkomsten aan elkaar worden gekoppeld en duidelijk wordt gemaakt dat het Openbaar Ministerie verantwoordelijk is voor de totstandkoming van die overeenkomsten. De rol van de Rechter-Commissaris kan wat mij betreft worden geschrapt. Dat maakt de zittingsrechter ook vrijer in zijn beoordeling van de rechtmatigheid van de overeenkomst en de bruikbaarheid van de afgelegde verklaringen. Persoonlijk ben ik een verklaard tegenstander van een regeling die een deal met een kroongetuige annex verdachte legitimeert. Het is een pact met de duivel. De gang van zaken in het Liquidatieproces bevestigt mijn waardeoordeel. Het amateuristisch gerotzooi en gerommel van het TGB en het Openbaar Ministerie zorgt voor procesincidenten en leidt hooguit tot een onbevredigende veroordeling.

 Copyright2010@Wedzinga