Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

21 januari 2010

Regiezitting Wilders zorgt voor reeks misverstanden

  De regiezitting in de strafzaak tegen Wilders is voorbij en nu al, in de prille stadium van het strafproces, zet Wilders de toon. Het gaat, zo betoogt Wilders, om een politiek proces, waarin de waarheidsvinding en de vrijheid van meningsuiting terecht zouden staan. Daarom wil hij middels het horen van een waslijst van getuigen aantonen dat bijvoorbeeld het vergelijken van de “Koran” met “Mein Kampf” terecht is. In de media vond die toon onmiddellijk weerklank. Het televisieprogramma EenVandaag spande de kroon door advocaat mr. Hiddema te laten opdraven, die vervolgens met veel aplomb zei dat de rechters de beide gewraakte boeken moesten lezen en vervolgens moesten beoordelen of de door Wilders gemaakte vergelijking al dan niet mank gaat. Totale kolder!! Wat een politiek proces is, weet ik niet en ik denk dat niemand dat weet. Wat ik wel weet dat er een strafproces is aangespannen tegen Wilders, waarin het gaat om  groepsbelediging en haatzaaien. En de vraag in dat strafproces is niet of de door Wilders gemaakte vergelijkingen “waar” zijn, maar of die vergelijkingen kunnen worden gekwalificeerd als overtreding van de artikelen 137c en 137d Wetboek van Strafrecht. Vanuit dat perspectief moet de vraag naar de waarheidsvinding worden beoordeeld en dan gaat het bij […]
12 november 2009

Het liquidatieproces: De verspeelde troefkaart van het OM

  De omvang van het liquidatieproces is voor Nederlandse begrippen enorm: 11 verdachten, negen moorden, 170.000 afgeluisterde telefoongesprekken, meer dan 10.000 processen-verbaal, een procesdossier van 250 ordners, jarenlang opsporingsonderzoek, 50 gerechtelijke vooronderzoeken, ongeveer 1000 verhoren van getuigen en verdachten, vier rechters, vijf aanklagers en een bataljon advocaten. Het strafproces zal naar verwachting 14 maanden duren, waarbij gemiddeld drie keer per week een zittingsdag wordt gehouden. Niet ten onrechte wordt het proces dan ook wel als de “grootste strafzaak ooit” gekenschetst. De kosten zijn enorm en er staat voor de verdachten en het OM veel op het spel. Wat betreft het OM speelt vooral dat de vele onopgeloste liquidaties sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw in het criminele milieu uit een oogpunt van strafrechtshandhaving onverteerbaar waren en bijdroegen aan een beeld van een machteloos politie- en justitieapparaat, dat niet in staat was de georganiseerde misdaad effectief te bestrijden. Dat beeld moest worden gecorrigeerd, koste wat het kost. Het prestige van het OM is kennelijk heel wat waard. Het proces is inhoudelijk op 9 februari 2009 begonnen en we zijn nu pakweg zeven maanden verder. Zeven maanden die vooral in het teken hebben gestaan van rechters, advocaten en officieren van justitie, die met een zekere regelmaat met elkaar overhoop lagen. Daarbij lag het accent vooral op de onpartijdigheid […]
11 augustus 2009

De media als waakhond van de rechtsstaat

  Beeldvorming was belangrijk, is belangrijk en zal, naar het zich laat aanzien, steeds belangrijker worden. Ook in de rechtspleging en vooral in de strafrechtspleging, omdat misdaad nu eenmaal tot de verbeelding spreekt. Zeker misdaad in de vorm van moord en doodslag. Kranten en tijdschriften staan er vol van, de tv besteed er veel aandacht aan en de misdaadliteratuur of wat daarvoor doorgaat is bijna niet aan te slepen. Die beeldvorming heeft invloed en die invloed beperkt zich bepaald niet tot de direct betrokkenen en de krantenlezer en televisiekijker. Beeldvorming werkt opiniërend. Geheel terecht heben Stijn Franken en Chrisje Zuur in hun technisch-juridisch voortreffelijk pleidooi in de zaak Holleeder hier dan ook een punt van gemaakt. Holleeder was in de media al totaal afgeslacht en het zou naïef zijn om te menen dat rechters zich aan die beeldvorming niets gelegen laten liggen. Zeker niet omdat in ons bewijsstelsel de rechterlijke overtuiging een belangrijke rol speelt. Misschien wel de belangrijkste. En ook al zouden rechters van die beeldvorming afstand kunnen nemen, dan is het alleen al verdedigingsstrategisch gezien niet meer dan vanzelfsprekend om de rechters die over de zaak oordelen nog eens goed  te doordringen van het feit dat ook voor Holleeder de onschuldpresumptie in volle omvang van kracht is. […]