Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

2 november 2018

Beperking ambtshalve toetsing Hoge Raad bij verjaring

In zijn arrest van 30 oktober 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2022) zegt de Hoge Raad dat als het feit is verjaard voordat de cassatieschriftuur is ingediend, het aan de advocaat is om daarover te klagen. Wanneer de advocaat in gebreke blijft, zal de Hoge Raad niet ambtshalve casseren. Dat laatste gebeurt slechts dan als die verjaring heeft plaatsgevonden in de periode tussen het indienen van de cassatieschriftuur en de uitspraak van de Hoge Raad. In dat geval is het immers per definitie onmogelijk voor de advocaat om zijn grieven aan de Hoge Raad voor te leggen. De uitspraak is opmerkelijk al staat zij niet op zichzelf. Eens te meer blijkt dat het strafrecht steeds meer civielrechtelijke trekken krijgt. De verdachte wordt meer en meer afhankelijk gemaakt van de kennis en kunde van zijn advocaat. Laat die het afweten, dan is de verdachte de klos. Met dien verstande dat in zaken als de onderhavige de Hoge Raad als doorgeefluik fungeert. Het probleem wordt nu verlegd naar de executiefase. Sinds een aantal jaren lijkt de Hoge Raad de rechtsbescherming minder hoog in het vaandel te hebben staan. Zeker op het terrein van strafvordering. De rechtseenheid staat vaak voorop en verklaart de reeks leerstellige arresten waarin […]
10 oktober 2018

De wraking gewraakt

Op 25 september 2018 wees de Hoge Raad een arrest waarin regels worden gesteld voor de wraking als middel om partijdige rechterlijke beslissingen te voorkomen. Die regels snoeren het gebruik van dat middel in. Kennelijk heeft de Hoge Raad genoeg van de vloedgolf van wrakingsverzoeken, die in de ogen van menigeen vooral bedoeld zijn om de behandeling te vertragen. Misbruik van recht, zou je kunnen zeggen. Maar de uitspraak wordt, zo meen ik, door menig jurist misverstaan. Daarom is enige opheldering vereist. In de zaak ging het niet om wraking van de zittingsrechter, maar om wraking van de wrakingskamer. Het verzoek om wraking van die kamer werd “buiten behandeling gesteld” omdat het naar het oordeel van de wrakingskamer niet was bedoeld om de partijdigheid van de wrakingskamer aan de kaak te stellen, maar om uitstel te krijgen. En daarvoor is wraking niet bedoeld. En dat niet alleen: een voortvarende behandeling is ook in het belang van de verdachte, die immers onder de druk van een strafvervolging staat. Behandeling binnen een redelijke termijn eist soms zijn tol. De wrakingskamer van het Hof ging zelfs nog verder door te overwegen: “Vanwege dit misbruik zal de wrakingskamer tevens bepalen, dat volgende wrakingsverzoeken tegen […]
12 april 2017

De anonieme getuige, oproeping en motiveringsplicht

Soms is het strafrecht best wel ingewikkeld. De dogmatiek is in een rechtssysteem als het onze complex en de wetgever heeft de de loop van de jaren met name het strafvorderlijk systeem dusdanig ontregeld, dat de rechtszekerheid vaak ver te zoeken is. Een voorbeeld daarvan is de regeling van de getuige. Die regeling is mede of misschien zelfs vooral ingewikkeld geworden omdat we diverse soorten getuigen kennen. De bedreigde getuige, de anonieme getuige, de getuige-deskundige etc.. Soms overlappen deze rechtsfiguren elkaar. Een anonieme getuige kan iemand zijn die wordt bedreigd en wiens identiteit daarom verborgen moet blijven. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Het kan bijv. ook om een tipgever zijn -soms uit het criminele milieu – die door politie en justitie wordt afgeschermd. Verklaringen van anonieme getuigen roepen ingewikkelde vragen op. De eerste vraag is wat nou eigenlijk onder een “anonieme” getuige moet worden verstaan. Een andere en in in dit verband interessantere vraag is onder welke voorwaarden verklaringen van anonieme getuigen voor het bewijs mogen worden gebruikt. Een ieder zal begrijpen dat het gebruik van dergelijke verklaringen minst genomen op gespannen voet staat met het verdedigingsbelang. De verdachte heeft er recht op zich adequaat te kunnen verdedigen […]
2 februari 2017

Het belang van het aanwezigheidsrecht

Een ogenschijnlijk simpele kwestie. Tenminste als je het Wetboek van Strafvordering raadpleegt en als exclusieve bron gebruikt. Er was beroep ingesteld, maar op de zitting waren verdachte noch zijn raadsvrouw aanwezig. Het Hof vroeg de griffier telefonisch contact op te nemen met het kantoor van de raadsvrouw. Niet beslist op telefonisch aanhoudingsverzoek van secretaresse van raadsvrouw. De griffier kreeg de secretaresse aan de lijn, die liet weten dat de zittingsdatum niet goed in de agenda van de advocate was vermeld. Vervolgens vroeg de secretaresse om aanhouding. Maar het Hof verleende verstek en negeerde dat verzoek. Verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard. Hij had geen bezwaren opgegeven tegen de veroordeling door de rechtbank en het Hof zag geen aanleiding om de zaak inhoudelijk te behandelen. Dat laatste lijkt op grond van het Wetboek van Strafvordering de aangewezen weg. De artt. 328 en 331 Sv – die in appel o.g.v. art. 415 Sv, van toepassing zijn, laten aan duidelijkheid niets te wensen over. De verdachte en zijn advocaat kunnen om aanhouding verzoeken. Maar dan moeten zij uiteraard wel weten wanneer de zitting is. Dat hadden zij uiteraard kunnen weten, maar niet uitgesloten kan worden dat de foutieve agendering door de secretaresse is gemaakt. Hoe […]