Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

4 november 2019

De meeslepende werking van artikel 80a RO

De verdachte in deze zaak werd in hoger beroep wegens poging tot doodslag veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf met aftrek en ging vervolgens in cassatie. Namens hem werden drie cassatiemiddelen ingediend, waarvan de eerste twee volgens de Hoge Raad in aanmerking kwamen voor afdoening ex art. 80a RO. De Hoge Raad was van mening dat die middelen “klaarblijkelijk niet tot cassatie konden” leiden. Niet alleen voor de verdachte die in cassatie gaat is een dergelijk oordeel vaak onverwacht. De afdoening in cassatie is doorgaans niet of moeilijk voorspelbaar en als de Hoge Raad een zaak op de voet van art. 80a RO vereenvoudigd afdoet, is het gissen wat aan dat judicium ten grondslag ligt. Was de afdoening in cassatie maar wat meer voorspelbaar.  Het derde middel klaagt over schending van de redelijke termijn omdat de inzending van de stukken naar de griffie van de Hoge Raad niet tijdig heeft plaatsgevonden. Die inzendtermijn is 6 maanden en was afgerond met 4 maanden overschreden. Geen speld tussen te krijgen. De klacht is dus terecht en strafvermindering is in beginsel de remedie. In het verleden heeft de Hoge Raad echter beslist dat een verdachte die geen belang heeft bij cassatie en toch van dat rechtsmiddel […]
27 maart 2019

EHRM stelt vragen over artikel 80a RO

Artikel 80a RO is, cynisch genoeg, ingevoegd bij de Wet versterking cassatierechtspraak van 15 maart 2012 (Stb. 2012, 116) en in werking getreden op 1 juli 2012. Het maakt het de Hoge Raad mogelijk een cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren omdat de klager“klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft” bij het cassatieberoep of omdat de klachten “klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden”. Wat dat met “versterking” van de cassatierechtspraak te maken heeft is mij onduidelijk, zoals mij ook ontgaat waarom het woord “klaarblijkelijk” in de redactie is opgenomen. Dat laatste zet het arrest in zekere zin op losse schroeven en doet afbreuk aan het gezag van de uitspraak. En dat gezag is al niet erg hoog, al is het maar omdat er een wezenlijk verschil bestaat tussen het hebben van “onvoldoende belang” en het indienen van “klachten die tot cassatie kunnen leiden”, terwijl dat verschil niet in het arrest wordt geëxpliciteerd. Vooral dat laatste wringt. De reden waarom de ingediende klachten “klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden” ontbreekt en deze afwijzingsgrond schreeuwt dan ook bijna om nadere uitleg. De door de Hoge Raad in 2012 en 2016 gegeven overzichtsarresten voegen weinig aan duidelijkheid toe. Zakelijk weergegeven wordt overwogen dat algemene regels zich moeilijk laten formuleren […]
11 januari 2019

Het verschil tussen “aanzeggen” en “mededelen”