Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

18 juni 2014

Strafrechter moet zich vrijer opstellen t.o.v. wetgever

Ik heb het niet zo begrepen op al die enquêtes die aantonen hoe tevreden de Nederlanders zijn met onze rechtspraak. Als we de losse flodders van de SCP en de Internationale Rule of Law Index mogen geloven is het vertrouwen groot. Op de periodieke metingen van deze instantie valt wetenschappelijk veel af te dingen. Volgens Marc Hertogh, hoogleraar rechtssociologie aan de RUG, gaat het om “eendimensionale metingen”. “Als je dieper kijkt, bijvoorbeeld naar de begrijpelijkheid van uitspraken, het toenemende aantal wrakingen en klachten en het oordeel over de eenvoud en duidelijkheid van procedures, vallen er veel kanttekeningen te plaatsen bij de tevredenheid over de Nederlandse rechtspraak”, aldus Hertogh. De kritiek is 0nvolledig, maar terecht. De suggestie die Hertogh vervolgens aandraagt is echter simplistisch. Hij pleit er voor dat de rechtspraak de “wisdom of the crowds” gebruikt. Nog los van het feit dat ik me afvraag of er sprake is van “wisdom” en hoe je die meet, laat staan juridisch vertaalt, lijkt het middel erger dan de kwaal. Een zoveelste losse flodder enquête onder de bevolking zou wel eens een aanbeveling zijn om de talrijke vooroordelen en misvattingen in de maatschappij over de strafrechter en de strafrechtspraak, meer of minder dwingend aan […]
4 juni 2014

Roekeloosheid in het verkeer

In de dogmatiek van het strafrecht wordt onderscheid gemaakt tussen opzet en schuld. De grens is lang niet altijd eenvoudig te bepalen. Verre van dat zelfs. Opzet impliceert willens en wetens. Bij schuld (vaak “culpa” wanneer de delictsomschrijving spreekt van “aan zijn schuld te wijten zijn“) ontbreekt de wil om bijv. iemand van het leven te beroven. Er is sprake van een “aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid”. Die zich in velerlei vormen kan manifesteren. Iemand kan onoplettend zijn (onbewuste schuld) of juist bewust risico’s hebben genomen, maar er daarbij vanuit zijn gegaan dat het wel goed zou aflopen. Dat is de bewuste schuld die grenst aan het voorwaardelijk opzet (willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans). De zwaarste vorm van bewuste schuld is roekeloosheid. Het verschil uit zich vooral in de straf. Hoewel de straffen op culpoze misdrijven de laatste jaren behoorlijk zijn verzwaard, is het nog steeds regel dat het strafmaximum op doleuze misdrijven aanmerkelijk hoger is dan het strafmaximum op culpoze misdrijven. Daarom is het van belang dat in het kielzog van de wetgever de HR vorig jaar de eisen die worden gesteld aan roekeloos rijgedrag heeft aangescherpt. Niet meer dan een logisch gevolg van een ophoging […]
30 mei 2014

HR: Jeugdige getuigen en de wetssytematiek

Aan het gebruik van verklaringen van getuigen  die nog geen 16 zijn, stelt de wetgever bijzondere eisen. Zij worden door de R-C niet beëdigd, maar aangemaand de waarheid te verklaren (art. 216a lid 2 Sv). En wanneer het van de verklaring  opgemaakte p-v voor het bewijs wordt gebruikt, moet dat in het vonnis in het bijzonder worden gemotiveerd. Ontbreekt die motivering, dan leidt dat tot nietigheid, zegt art. 260 lid 4. Krachtens art. 415 SV geldt art. 260 Sv ook in hoger beroep. Er kleeft kennelijk iets onbetrouwbaars aan die verklaringen. In HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:437 ontbrak die motivering en was de door de jeugdige getuige bij de R-C afgelegde verklaring niettemin voor het bewijs gebruikt. De zaak was heftig. De getuige zou door zijn vader zijn bedreigd en mishandeld. En zijn verklaring was nodig om tot een bewezenverklaring en veroordeling te komen omdat vader geen bekentenis had afgelegd. Want weliswaar had zijn oudere broer over de mishandeling en bedreiging een verklaring afgelegd, maar dat is niet voldoende. Die veroordeling was er dus gekomen, maar het Hof was in de fout gegaan. Een fout die rechters wel eens vaker maken. Art. 260 lid 4 Sv wordt soms over het […]
28 mei 2014

Herziening Baybasin draait niet om manipulaties tap

Op 17 juni adviseert AG Aben de HR over het herzieningsverzoek in de zaak Baybasin. De belangstelling voor deze zaak is groot, mede omdat er een zekere samenhang lijkt te zijn met de zaak Demmink en omdat er politieke consequenties uit voort kunnen vloeien. In de discussie is voortdurend de centrale vraag of de banden en de tapverslagen van de door Baybasin gevoerde gesprekken zijn gemanipuleerd. Dat echter is niet de vraag die juridisch centraal hoort te staan.