Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

2 november 2018

Beperking ambtshalve toetsing Hoge Raad bij verjaring

In zijn arrest van 30 oktober 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2022) zegt de Hoge Raad dat als het feit is verjaard voordat de cassatieschriftuur is ingediend, het aan de advocaat is om daarover te klagen. Wanneer de advocaat in gebreke blijft, zal de Hoge Raad niet ambtshalve casseren. Dat laatste gebeurt slechts dan als die verjaring heeft plaatsgevonden in de periode tussen het indienen van de cassatieschriftuur en de uitspraak van de Hoge Raad. In dat geval is het immers per definitie onmogelijk voor de advocaat om zijn grieven aan de Hoge Raad voor te leggen. De uitspraak is opmerkelijk al staat zij niet op zichzelf. Eens te meer blijkt dat het strafrecht steeds meer civielrechtelijke trekken krijgt. De verdachte wordt meer en meer afhankelijk gemaakt van de kennis en kunde van zijn advocaat. Laat die het afweten, dan is de verdachte de klos. Met dien verstande dat in zaken als de onderhavige de Hoge Raad als doorgeefluik fungeert. Het probleem wordt nu verlegd naar de executiefase. Sinds een aantal jaren lijkt de Hoge Raad de rechtsbescherming minder hoog in het vaandel te hebben staan. Zeker op het terrein van strafvordering. De rechtseenheid staat vaak voorop en verklaart de reeks leerstellige arresten waarin […]
24 oktober 2014

De regeling van de strafbeschikking nader bezien

Alleen al de aanhef is curieus. Titel VIa heeft het over “vervolging door een strafbeschikking”. Dat past bij de gedachte die ten grondslag ligt aan ons Wetboek van Strafvordering, te weten dat vervolging een fase in het strafproces is. Een soort gedraging waardoor de zaak aan het oordeel van de rechter wordt onderworpen. Niets is minder waar. Het vervolgingsbegrip waarvan de betekenis is ontleend aan art. 136 ORO wordt in deze titel gedenatureerd. De strafbeschikking is een beslissing die wordt genomen door, meestal, de officier van justitie en hoeft niet te worden gevolgd door een procedure bij de rechter (zie verderop). Het gaat om beslissingen die worden genomen door personen die niet met rechtspraak zijn belast. Ook al gaat het doorgaans om rechterlijke ambtenaren (art. 1 lid c Wet RO). Een op zijn zachtst gezegd merkwaardige, hybride rechtsfiguur. Dit te meer waar art. 113 GW de berechting van strafbare feiten opdraagt aan de rechterlijke macht. En om de verwarring compleet te maken voorziet titel VIa ook in het opleggen van een strafbeschikking door bijv. opsporingsambtenaren. Wetstechnisch en wetssytematisch is het een  juridisch vehicle. Maar het echte drama moet nog komen. Want niets is onmogelijk in politiek Den Haag. Daarbij leg […]