In de dogmatiek van het strafrecht wordt onderscheid gemaakt tussen opzet en schuld. De grens is lang niet altijd eenvoudig te bepalen. Verre van dat zelfs. Opzet impliceert willens en wetens. Bij schuld (vaak “culpa” wanneer de delictsomschrijving spreekt van “aan zijn schuld te wijten zijn“) ontbreekt de wil om bijv. iemand van het leven te beroven. Er is sprake van een “aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid”. Die zich in velerlei vormen kan manifesteren. Iemand kan onoplettend zijn (onbewuste schuld) of juist bewust risico’s hebben genomen, maar er daarbij vanuit zijn gegaan dat het wel goed zou aflopen. Dat is de bewuste schuld die grenst aan het voorwaardelijk opzet (willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans). De zwaarste vorm van bewuste schuld is roekeloosheid. Het verschil uit zich vooral in de straf. Hoewel de straffen op culpoze misdrijven de laatste jaren behoorlijk zijn verzwaard, is het nog steeds regel dat het strafmaximum op doleuze misdrijven aanmerkelijk hoger is dan het strafmaximum op culpoze misdrijven. Daarom is het van belang dat in het kielzog van de wetgever de HR vorig jaar de eisen die worden gesteld aan roekeloos rijgedrag heeft aangescherpt. Niet meer dan een logisch gevolg van een ophoging […]