Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

2 februari 2017

Het belang van het aanwezigheidsrecht

Een ogenschijnlijk simpele kwestie. Tenminste als je het Wetboek van Strafvordering raadpleegt en als exclusieve bron gebruikt. Er was beroep ingesteld, maar op de zitting waren verdachte noch zijn raadsvrouw aanwezig. Het Hof vroeg de griffier telefonisch contact op te nemen met het kantoor van de raadsvrouw. Niet beslist op telefonisch aanhoudingsverzoek van secretaresse van raadsvrouw. De griffier kreeg de secretaresse aan de lijn, die liet weten dat de zittingsdatum niet goed in de agenda van de advocate was vermeld. Vervolgens vroeg de secretaresse om aanhouding. Maar het Hof verleende verstek en negeerde dat verzoek. Verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard. Hij had geen bezwaren opgegeven tegen de veroordeling door de rechtbank en het Hof zag geen aanleiding om de zaak inhoudelijk te behandelen. Dat laatste lijkt op grond van het Wetboek van Strafvordering de aangewezen weg. De artt. 328 en 331 Sv – die in appel o.g.v. art. 415 Sv, van toepassing zijn, laten aan duidelijkheid niets te wensen over. De verdachte en zijn advocaat kunnen om aanhouding verzoeken. Maar dan moeten zij uiteraard wel weten wanneer de zitting is. Dat hadden zij uiteraard kunnen weten, maar niet uitgesloten kan worden dat de foutieve agendering door de secretaresse is gemaakt. Hoe […]
19 oktober 2016

Wraking zaak Van den Hurk en de systeemvervuiling van strafvordering

Ik zeg het maar gewoon waarop het staat en dat zal velen een doorn in het oog zijn. Het strafproces wordt vervuild doordat de wetgever het slachtoffer in verschillende, diffuse hoedanigheden een rol heeft gegeven. En de wraking in de zaak Van den Hurk is daarvan een voorbeeld. Dat de nabestaanden van het vermoorde meisje een stem in het kapittel hebben lijkt mij meer dan gewenst. De impact van wat de schuldige (en dat hoeft niet de verdachte te zijn) teweeg heeft gebracht, hoort zwaar te wegen. Maar de wijze waarop aan die stem wetstechnisch vorm is gegeven past niet in ons systeem van strafvordering en dat zal ons in toenemende mate gaan opbreken. Wanneer een nabestaande zich al tijdens de tijdens de zitting mag uitspreken over de gevolgen van het strafbare feit en de door de rechters op te leggen straf, is dat een brug te ver. Zoiets hoort thuis in een tweefasen proces, nadat eerst in rechte is vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. In ons systeem hoort de rechter tijdens de zitting en voordat er wordt geraadkamerd de nabestaanden aan en dat roept, gelet op ons uitgeholde bewijsstelsel, het gevaar op dat […]
6 oktober 2016

Het aanwezigheidsrecht en de gemachtigde raadsman

Tot mijn spijt kennen we in het Nederlandse strafrecht niet de mogelijkheid van dissenting of concurring opinions. Volgens mij een van de redenen dat een juridisch debat in ons toch al dogmatische, doctrinaire strafrecht is voorbehouden aan academici. Wat wel met grote regelmaat gebeurt, is dat adviezen van Advocaten-Generaal contrair zijn aan beslissingen van de Hoge Raad. En dat gebeurt naar mijn indruk steeds vaker. Opvallend vind ik dat in de adviezen van de Advocaten-Generaal grosso modo de rechtsbescherming sterker wordt beklemtoond dan in de arresten van de Hoge Raad, die een sterk instrumenteel karakter hebben. In HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2240 ging het om het fundamentele recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Een van de meest basale rechten van een verdachte in een strafproces. De zaak zal de publiciteit vermoedelijk niet hebben gehaald. Verdachte was wegens meerdere diefstallen veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf met aftrek. Hij was niet bij de zitting van het Hof aanwezig omdat hij zich op dat moment in vreemdelingenbewaring bevond. Hoewel zijn raadsman gemachtigd was om zijn cliënt te verdedigen meende AG Vegter dat er sprake was van schending van art. 6 EVRM, waarin het recht van de verdachte om […]
4 augustus 2016

Europese Hof legt persvrijheid aan banden

Het EHRM legt de persvrijheid meer en meer aan banden. Ik heb het dan over berichtgeving in strafzaken. Altijd al een smeuïg onderwerp voor menig journalist. Het spreekt tot de verbeelding, krikt de oplagecijfers c.q. kijkcijfers omhoog en kennis van zaken lijkt nauwelijks een rol van betekenis te spelen. Al ruim voordat de rechter zich op de zitting over de strafzaak heeft gebogen, wordt de zaak in de pers breed uitgemeten. Sporadisch komt een deskundige aan het woord. Meestal gaat het dan om deskundigen die door ingewijden niet echt serieus worden genomen. Waar het om gaat is dat die deskundige in staat is om in een paar pakkende volzinnen de zaak te simplificeren. Dergelijke simpele zielen zijn zeldzaam, maar in de kaartenbak van de journalist bekleden ze een vooraanstaande positie. De kwadratuur van het simplisme. Er kleven tal van gevaren aan deze vorm van journalistiek. En in toenemende mate stelt het EHRM er grenzen aan. Een goed voorbeeld is de zaak Bédat vs Switzerland, waar de Grand Chamber van het Europese Hof een unieke en (bewust?) onderbelichte uitspraak heet gedaan. De zaak dateert van 29 maart 2016 (application number 56925/08). Terwijl het (vertrouwelijke) opsporingsonderzoek nog volop gaande was, publiceerde Bédat […]