Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

2 juli 2019

Mr. Big en de BOB: Opmerkingen n.a.v. conclusie AG in Posbankzaak (1)

Laat ik beginnen met een schot hagel: De conclusie van AG Bleichrodt in de Posbankzaak laat de inzet van (bijzondere) opsporingsmethoden in essentie ongeregeld. Over de toelaatbaarheid beslist de rechter, die aan de hand van een catalogus van vage criteria moet motiveren of de methode rechtmatig is en het daardoor verkregen bewijs betrouwbaar. De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) verschaft hierbij hooguit aanknopingspunten. De conclusie van de AG is dermate dubbelzinnig dat het zelfs de vraag is of een (expliciete) wettelijke voorziening is vereist. De status van de Wet BOB wordt daardoor onduidelijk en het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel verliest aan betekenis. Een en ander valt te betreuren omdat het gaat om een fundamentele en principiële vraag, die het hart van de opsporing raakt. Een vraag die in het kader van de rechtszekerheid en met het oog op de rechtsbescherming een duidelijker antwoord verdient. Over de casuspositie zelf slechts een enkel woord. Een jogger werd in de avond van 20 januari 2003 dood aangetroffen in het natuurgebied “Posbank”. Hij was doodgeschoten en zijn levenloze lichaam werd in de loop van de avond aangetroffen in zijn auto in de bossen bij Erp, in de provincie Noord-Brabant. De auto was volledig uitgebrand, terwijl het […]
13 oktober 2017

Een advies met grote gevolgen voor de praktijk

Niet zelden blijft de wetgever in gebrek bij het ontwerpen van een regeling die een technisch-juridisch ingewikkelde materie betreft. Een voorbeeld hiervan is de regeling die wordt gebruikt om een verdachte die een dadelijk uitvoerbare voorwaarde heeft overtreden, hangende het hoger beroep voor de rechter te brengen om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te bevelen. Mag een rechter de vrijheidsbeneming van een verdachte bevelen op basis van een vonnis dat niet onherroepelijk is? Over die – ook voor de praktijk – belangrijke rechtsvraag heeft AG Knigge onlangs een doorwrocht advies geschreven, dat menig praktijkjurist zich eigen zou moeten maken. Dat advies heeft de juridische status van een vordering tot cassatie in het belang der wet. Het is dus “ook” voorlopig. De Hoge Raad kan er anders over denken. Maar dat zou mij verbazen. Zijn advies is meer dan verdedigbaar. Het is overtuigend en de Hoge Raad zal het volgen. De vordering is gericht tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland van 2 februari 2016 waarbij de gedeeltelijke tenuitvoerlegging is gelast van een eerder door diezelfde rechtbank grotendeels voorwaardelijk opgelegde straf, te weten jeugddetentie. Om misverstanden te vermijden dient voorop te worden gesteld dat het slechts ten dele de bevoegdheid van […]
7 juli 2017

Nadere regels over horen getuigen

1. Inleiding De Hoge Raad gedraagt zich de laatste jaren meer en meer als een schoolmeester die op gezette tijden de juridisch minder bedeelde medemens komt uitleggen hoe het strafrecht in elkaar zit. Uiteraard zijn de rechtseenheid en rechtszekerheid hiermee gediend, maar er blijft niettemin een wrange nasmaak hangen wanneer tevens moet worden vastgesteld dat het niveau van rechtsbescherming van de verdachte hieronder lijdt of in ieder geval dreigt te worden onderbelicht. De ommezwaai van de Hoge Raad, als ik dat woord mag gebruiken, dateert van de periode rond de benoeming van Corstens. Niet toevallig in een vorig leven officier van justitie? Rechtsbescherming wordt nu in wezen overgelaten aan de lagere rechters en de verdachte die meent te worden beknot in zijn (verdrags)rechten moet van goede huize komen om bij de Hoge Raad kans van slagen te maken. Dat heeft mede te maken met de cassatietechniek, waardoor de Hoge Raad klachten vaak eenvoudig kan afwimpelen (“niet onbegrijpelijk”) en de introductie van art. 80a RO. Veel grieven worden zonder omhaal van woorden en met een verwijzing naar art. 80a RO in de prullenmand gedeponeerd. Andere arresten worden vooral gekenmerkt door een vermelding van art. 81 lid 1 RO, waarbij soms als […]
3 november 2015

Hoger beroep Oscar Pistorius

Vandaag dient het hoger beroep in de strafzaak tegen Oscar Pistorius. Er is welgeteld een dag voor uitgetrokken, waarbij het uitsluitend gaat om de juridische kwalificatie en de straf. Een typisch voorbeeld van voortbouwend appel. In het videofragment is te zien hoezeer het op het common law georiënteerde Zuid-Afrikaanse strafrechtssysteem verschilt van het onze, dat op de m.i. volstrekt verouderde pijlers van het civil law systeem (Romeins recht) berust. Anders dan bij ons heeft de rechter niet de rol van regisseur. Hij is meer ordebewaker. Zeker in eerste aanleg. In hoger beroep gaat het vooral om een juridisch debat en in daarin spelen de vijf appelrechters een actievere rol. In eerste aanleg werden de getuigen stevig aan de tand gevoeld door de aanklager en de advocaat. Over en weer vochten aanklager en advocaat ook nog een behoorlijk robbertje “vechten” uit. Het is veel meer een adversarial systeem. En de procespositie van de partijen komt veel beter dan bij ons tot uiting. In ons hypocriete strafrechtssysteem wordt het Openbaar Ministerie namelijk tot de Rechterlijke Macht gerekend. Volstrekt ridicuul.