Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

19 mei 2014

Verruiming onderzoek Demmink mag geen maskerade worden

De met veel aplomb in de reportage van KRO Brandpunt aangekondigde “nieuwe ontwikkelingen” in de zaak Demmink stelden niet veel meer voor dan de mededeling dat het strafrechtelijke onderzoek was uitgebreid. Het Hof Arnhem had al bevolen dat vervolging (“in de zin van onderzoek”) moest plaatsvinden naar twee aangiftes van Turkse jongens wegens verkrachting uit de jaren negentig. Dat onderzoek strekt zich nu dus ook uit over beweringen van justitieambtenaren dat Demmink seks met jongens zou hebben gehad. Een verruiming die grote gevolgen kan hebben, maar daarover werd in de reportage met geen woord gerept.
16 mei 2014

Belabberde wetgeving en sjoemelende rechters

Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, hekelt de wijze waarop politici vanuit hun behoefte om snel te scoren en een daadkrachtige indruk te maken, soms slordige en ondoordachte wetgeving opstellen, die niet strookt met de normen en waarden van onze rechtsstaat. Als voorbeeld noemt hij het wetsvoorstel om mensen direct op te sluiten als de rechter ze heeft veroordeeld tot minimaal een jaar gevangenisstraf, ook als ze in hoger beroep gaan en wellicht alsnog worden vrijgesproken. Een goed voorbeeld omdat het voorstel strijdig is met de onschuldpresumptie. Een presumptie die stoelt op de gedachte dat iemand die niet onherroepelijk is veroordeeld, voor onschuldig moet worden gehouden. Zo iemand is verdachte en geen veroordeelde. Het wetsvoorstel is het zoveelste product van het regenteske duo Opstelten en Teeven, dat in een mum van tijd de toch al toch al minimale rechtsstatelijke (wat is dat trouwens?) status die ons land zo schijnheilig en krampachtig probeert op te houden, om zeep heeft geholpen.
17 april 2014

Mediacratisering brokkelt fundamenten strafrechtspleging af

Aan het geworstel met duiding, geruchten en feiten komt maar geen einde. De juwelierszaak in Deurne blijft onverminderd de aandacht trekken. Maar tot meer duidelijkheid leidt dat vooralsnog niet. Vooropgesteld dat het “juweliersechtpaar” wordt vervolgd, zal die duidelijkheid op de terechtzitting  moeten plaatsvinden. De plaats waar het hoort. Maar vooralsnog nemen, zoals steeds vaker het geval lijkt te zijn, de media het voortouw. Hetzij door met eigen berichten te komen, hetzij doordat OM en advocaten zich in de media doen horen. In de media kan iedereen zijn zegje doen, doet bijna iedereen ook zijn verhaal (vooral advocaten voelen zich vaak niet geremd) en de media, vaak niet gehinderd door kennis van zaken, doen er zelf ook graag een schepje bovenop. De gevolgen zijn dat er te vaak een gefragmenteerd en verkeerd beeld van een strafzaak ontstaat, dat mensen publiekelijk worden geslachtofferd en dat vooral rechters aan gezag inboeten. Dat laatste loopt soms langs een ingewikkelde weg. Een weg die door politiek Den Haag loopt. Want de Trias Politica bestaat al lang niet meer. We leven in een mediacratie en de macht en aantrekkingskracht van de media laten op veel plaatsen hun sporen achter. Soms verwoestende sporen.
16 april 2014

De Demmink verhoren: Emile Broersma en Tjeerd Postma

Emile Broersma Op dinsdag 15 april stond het verhoor van Emile Broersma op de agenda. Tegenwoordig hoofd beveiliging Rijksmuseum, vroeger als rechercheur CID betrokken bij het stukgelopen Rolodexonderzoek. Evenals Leen de Koter ontkent hij dat hij betrokken is bij het Rolodexonderzoek, maar gaandeweg de verhoren lijkt het er steeds meer op dat de vraag naar de inhoud en omvang van het Rolodexonderzoek vooral een juridisch woordenspelletje is, waarvan de minister gebruik maakt.  Wie de inlichtingenfase namelijk ziet als een voorfase en het Rolodexonderzoek als de tactische fase, danst om de hete brij heen en zet de kamer op het verkeerde been. Dan namelijk kan in gemoede worden volgehouden dat Demmink niet voorkwam in het Rolodexonderzoek. Geen krullenjongen trouwens, die Broersma. Hij was commandant van het observatieteam terrorisme en bijzondere taken. Na veel gehakketak over beroepsgeheim en informatieplicht, zwicht Boersma en bevestigt desgevraagd dat hij commandant was van het observatieteam dat Demmink onder de loep moest nemen. Dat was in tweede helft 1998. De opdracht kwam van zijn chef, Knapen. Het team moest informatie verzamelen over vier “verdachten” naar wie de Rijksrecherche onderzoek deed. Demmink was er een van. Maar voordat de observatie van start kon gaan, gaf Knapen de opdracht om het onderzoek te stoppen. Broersma: “Ik […]