Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

10 oktober 2014

Vervolging Wilders juridisch interessant

Nog maar een paar jaar geleden is Wilders in een overigens aanvechtbare uitspraak integraal vrijgesproken. Zowel van groepsbelediging (art. 137c Sr) als van aanzetten tot haat cq. discriminatie (art. 137d Sr). Zijn grote dank ging uit naar zijn advocaat Bram Moszkowicz. Maar hij had ook een grote bos bloemen kunnen sturen naar het OM, dat eigenlijk direct dwars lag. Het had de zaak al geseponeerd en kreeg nu van het Hof Amsterdam in een beklagzaak de oekaze om Wilders te dagvaarden. Tja, dan is het niet zo verwonderlijk dat het OM op een lijn zat met de verdediging en vrijspraak eiste. Nu is Wilders weer de klos en opnieuw gaat het om de eerdergenoemde strafbepalingen. Maar het kardinale verschil is dat Wilders in zijn gewraakte uitspraken van 12 en 19 maart 2014 de pijlen had gericht op de Marokkanen als bevolkingsgroep. En dus niet op het geloof, de islam. Juridisch krijgt de zaak dan een andere dimensie, zij het niet dusdanig als het OM doet voorkomen. Kort gezegd had Wilders luidkeels verkondigd dat er “minder Marokkanen” moesten komen. Een algemene diffamerende uitspraak, waardoor een bevolkingsgroep in zijn eer en waardigheid wordt aangetast.  De kern van de vrijspraak in 2011 was […]
25 september 2014

De onzichtbare getuige in het voortbouwend appel

Dat de strafrechter getuigen op de zitting aan de tand voelt, is in onze strafrechtsprakrijk eerder uitzondering dan regel. We zijn ver afgedwaald van de orale traditie. Het strafprocesrecht in onze zelfverklaarde rechtsstaat heeft in toenemende mate civielrechtelijke trekken gekregen. Gemengd met elementen uit het common law systeem (adversarial system). Dat is niet zonder gevaar. Het heeft namelijk tot gevolg dat de verdachte afhankelijker wordt gemaakt van de kennis en kunde van zijn advocaat. En daarmee is het niet zelden bedroevend gesteld. De hoop is dan dat de rechter de verstoorde balans weer enigszins herstelt. Maar die hoop is vaak ijdel. Rechters gaan steeds vaker gebukt onder efficiency en tijdsdruk en worden afgerekend op afgedane zaken. Op 1 maart 2007 is de ‘Wet stroomlijnen hoger beroep’ ingevoerd. Artikel 415, tweede lid, Sv verwoordt de bedoeling van die wet als volgt: “Het gerechtshof richt het onderzoek ter terechtzitting op de bezwaren die door de verdachte en het openbaar ministerie worden ingebracht tegen het vonnis, in eerste aanleg gewezen, en op hetgeen overigens nodig is.” De ene rechter houdt er strikt de hand aan en de andere rechter heeft er lak aan. Beide gezichtspunten zijn verdedigbaar. Want het mes snijdt aan twee […]
19 september 2014

Vormverzuimen in een politiestaat

Er pleit veel voor om het woord “vormfouten” (strikt genomen staat er “vormen” in art. 359a Sv) in het Wetboek van Strafvordering te schrappen. Het woord verbloemt waarom het gaat. Het gaat heus niet over mineure schrijffoutjes in de tenlastelegging, zoals een verkeerd gespelde naam van de verdachte. Maar dat is wel een beeld dat veel mensen hebben. En vanuit die beeldvorming is het vanzelfsprekend dat een verdachte niet vanwege zo’n vergissing die met de kern van de zaak niets te maken heeft, mag worden vrijgesproken. Maar dat gebeurde vroeger niet en dat gebeurt heden ten dage nog steeds niet. Het is een van de vele hardnekkige maatschappelijke misvattingen over het strafrecht. Sommige van die misvattingen zijn naar mijn overtuiging door de politiek aangegrepen om het Wetboek van Strafvordering dusdanig te veranderen dat politie en justitie meer bevoegdheden kregen, terwijl fouten die werden gemaakt bij de opsporing en vervolging  zoveel mogelijk konden worden weggemasseerd.  Art. 359a Sv is daarvan een goed voorbeeld. De tekst spreekt van “vormen” die zijn “verzuimd” in het voorbereidend onderzoek. Zoals tussen de regels door al bleek kunnen die “vormen” ernstig zijn. Een kras voorbeeld daarvan levert Hof Arnhem-Leeuwarden 16 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7186. Aan de verdediging was een deskundigenbericht over […]
16 september 2014

Moet het Liquidatieproces overnieuw? Een eerste overpeinzing

In het Liquidatieproces (Passage) komt het Openbaar Ministerie met een tweede kroongetuige. Fred Ros is de naam en naar verluidt is hij moordmakelaar. Geen kleine jongen. Na het gehannes met Peter la Serpe, die voortdurend ruzie maakte met justitie over zijn deal en wiens verklaringen bovendien van horen zeggen waren, meent het Openbaar Ministerie met Fred Ros nu een betere troefkaart in handen te hebben. Een troefkaart omdat Fred Ros kennelijk ook over de rol van Willem Holleeder kan getuigen. Justitie had Holleeder al jarenlang in het vizier, maar was van mening dat er te weinig bewijs tegen hem was. Daarom zat Holleeder niet in het verdachtenbankje, waar een reeks bekenden zich moesten verantwoorden voor zeven liquidaties. Vijf gepleegd in 1993 en twee in 2005 en 2006. Wie daar wel zat was Fred Ros. Maar die zweeg in alle talen. Zijn goed recht. Niettemin veroordeelde de rechtbank hem tot 30 jaar cel. Eind 2013 begon Fred Ros te zingen. Een Ali A. en Dino Soerel die er bij de rechtbank genadig waren afgekomen omdat zij voor witwassen waren veroordeeld, maar van betrokkenheid bij de liquidaties waren vrijgesproken, zullen nu vermoedelijk baden in het zweet. Want Fred Ros linkt ze wel […]