Gisteren diende het hoger beroep tegen mij bij het Hof Arnhem. De zitting begon om 10.30 uur en eindigde omstreeks 15.30. Van 12.45 uur tot 13.30 uur was er gelegenheid om wat te eten. Er stond een geharnaste Advocaat-Generaal, mevrouw Gonzales. Naar verluidt een crime fighter uit het tijdperk Van Traa en inmiddels wat milder geworden. Van dat laatste was weinig te merken. Haar requisitoir stond op papier en er werd naar mijn stellige indruk geen millimeter vanaf geweken. Dat doet de vraag rijzen wat de zin is van een zitting. Zeker als er geen inhoudelijk debat plaatsvindt naar aanleiding van verweren en excepties van de kant van mijn advocaat, mr. Plasman, en mij. In plaats daarvan volgt de standaardzin van vele leden van het Openbaar Ministerie: “ik persisteer”. Jammer en ook wel zwak vind ik. Vond ik vroeger ook, toen ik als raadsheer aan de andere kant van de tafel zat. Er zou eigenlijk straf op moeten staan, bijv. dat als er een zinnig verweer wordt gevoerd van de zijde van de verdediging en het Openbaar Ministerie zelfs het begin van een antwoord schuldig blijft, dat verweer of de aan dat verweer ten grondslag liggende feiten, door de rechter als vaststaand […]