Mr. W. Wedzinga

Over Strafrecht en nog veel meer

                                                        

25 mei 2009

De kroongetuige geliquideerd?

  De regeling van de kroongetuige is een van de meest omstreden regelingen in het strafproces. Zij dateert van 2005 en wordt in het Staatsblad kort omschreven als de Wet “toezegging aan getuigen in strafzaken”. Het woord kroongetuige kent de wet niet. De toezegging slaat op strafvermindering. Het OM belooft aan de getuige dat later, in diens eigen strafzaak, een minder hoge straf zalworden geëist. Die toezegging maakt deel uit van een overeenkomst tussen de getuige en het Openbaar Ministerie. Een overeenkomst waarin een reeks afspraken wordt vastgelegd. Het Wetboek van Strafvordering noemt slechts enkele. Daarnaast sluit de getuige ook een overeenkomst met het Team Getuigenbescherming. Daarover zwijgt de wet in alle talen. Het gaat de wetgever kennelijk om de toezegging en de getuigenverklaring, het zal de kroongetuige veelal om iets anders gaan. Het pakket aan afspraken is dus slechts ten dele geregeld. De R-C die de rechtmatigheid van de overeenkomst moet beoordelen, weet niet precies wat de overeenkomst inhoudelijk behelst. Wat de R-C krijgt voorgeschoteld, zal immers maar een deel van het pakket zijn. Namelijk datgene wat de wet voorschrijft en dat is als gezegd niet veel. En de rechtmatigheidstoets zelf, zal dan ook niet veel voorstellen. Zoals wel vaker, fungeert de R-C meer als een […]
19 mei 2009

Ontsporing van de opsporing

  Eigenlijk begint het allemaal pakweg 15  jaar geleden. Op 6 december 1994 werd de Parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden, ook wel naar haar voorzitter bekend als de Commissie Van Traa, ingesteld. Aanleiding was het opheffen van het Interregionaal Rechercheteam Noord-Holland/Utrecht vanwege het gebruik van een omstreden opsporingsmethode, namelijk het doorlaten van drugs onder regie van politie en justitie. In de commotie die daarna ontstond bleek dat er meer omstreden opsporingsmethoden zouden worden gehanteerd. Een diepgaand parlementair onderzoek was geboden. De commissie had als opdracht onderzoek in te stellen naar de de aard, ernst en omvang van de zware, georganiseerde criminaliteit; de feitelijke toepassing, de rechtmatigheid, het verantwoord zijn en de effectiviteit van de gehanteerde opsporingsmethoden. de organisatie, het functioneren van en de controle op de opsporing. De conclusies van de commissie logen er niet om. Er was sprake van een crisis in de opsporing, die drie elementen bevatte: Ontbrekende normen. De commissie constateerde dat er een gebrek was aan een adequate normstelling voor het optreden van politie en justitie tegen de georganiseerde criminaliteit. Naar het oordeel van de commissie werd door de wetgever maar ook door de rechter te veel ruimte gelaten voor politie en justitie. Een niet goed functionerende organisatie van de opsporing als gevolg van onduidelijke besluitvorming over […]