De onzichtbare getuige in het voortbouwend appel

Vormverzuimen in een politiestaat
19 september 2014
Vervolging Wilders juridisch interessant
10 oktober 2014
Show all

Dat de strafrechter getuigen op de zitting aan de tand voelt, is in onze strafrechtsprakrijk eerder uitzondering dan regel. We zijn ver afgedwaald van de orale traditie. Het strafprocesrecht in onze zelfverklaarde rechtsstaat heeft in toenemende mate civielrechtelijke trekken gekregen. Gemengd met elementen uit het common law systeem (adversarial system). Dat is niet zonder gevaar. Het heeft namelijk tot gevolg dat de verdachte afhankelijker wordt gemaakt van de kennis en kunde van zijn advocaat. En daarmee is het niet zelden bedroevend gesteld. De hoop is dan dat de rechter de verstoorde balans weer enigszins herstelt. Maar die hoop is vaak ijdel. Rechters gaan steeds vaker gebukt onder efficiency en tijdsdruk en worden afgerekend op afgedane zaken.

Op 1 maart 2007 is de ‘Wet stroomlijnen hoger beroep’ ingevoerd. Artikel 415, tweede lid, Sv verwoordt de bedoeling van die wet als volgt:

“Het gerechtshof richt het onderzoek ter terechtzitting op de bezwaren die door de verdachte en het openbaar ministerie worden ingebracht tegen het vonnis, in eerste aanleg gewezen, en op hetgeen overigens nodig is.”

De ene rechter houdt er strikt de hand aan en de andere rechter heeft er lak aan. Beide gezichtspunten zijn verdedigbaar. Want het mes snijdt aan twee kanten. Het is proceseconomisch om niet in hoger beroep te delibereren over punten waarover alle partijen het eens zijn. Althans, waartegen geen bezwaren worden ingebracht. Daar staat tegenover dat de verdachte (nog) afhankelijker wordt gemaakt van de processuele opstelling van zijn advocaat. Waar die steken laat vallen, kan zijn cliënt de dupe zijn. Het strafproces wordt nog civieler.

De HR heeft in zijn arrest van 23 september 2014 deze wet aangegrepen om zijn fiat te geven aan een beslissing van het Hof om een cruciale getuige, die eigenlijk als enige rechtsreeks over de betrokkenheid van verdachte kon verklaren, niet op de zitting te horen. De getuige had bij de politie belastende verklaringen tegen verdachte afgelegd over de plofkraak van een geldautomaat, maar op de terechtzitting van de rechtbank werd die verklaring door de getuige weer ingetrokken. Uit een uitspraak van de HR van 1 februari 1994  (ECLI:NL:HR:1994:AB7528, NJ 1994/427) volgt dat het Hof die getuige moest horen. Maar daar werd niet door de verdediging om gevraagd en het Hof zag ook ambtshalve geen aanleiding om dat te doen. Vermoedelijk mede omdat er wat steunbewijs was.

In cassatie werd hierover door de advocaat van verdachte geklaagd. Tevergeefs. De HR zegt expliciet dat hij zijn op 1 februari 1994 uitgezette lijn wenst te nuanceren en overweegt:

“Met een ‘voortbouwend appel’ valt immers niet goed te verenigen dat de rechter in hoger beroep steeds ambtshalve ter terechtzitting in hoger beroep als getuige moet oproepen de persoon wiens in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring welke tijdens een verhoor door de rechter-commissaris of tijdens de terechtzitting in eerste aanleg is ingetrokken, het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen. Het ligt bij een voortbouwend appel in de rede dat het aan de procespartijen en de appelrechter wordt overgelaten te beoordelen of een zorgvuldige totstandkoming van het rechterlijk bewijsoordeel eist dat die persoon op de terechtzitting als getuige wordt gehoord”.

Daarmee is voor de HR de kous af. Want wat volgt is de gebruikelijke riedel dat het oordeel van het Hof dat de getuigenverklaring bij de politie voor het bewijs mocht worden gebruikt “niet onbegrijpelijk” is. En dus faalt de klacht.

Het is een belangwekkend arrest voor de rechtspraktijk. Maar in mijn ogen ook een arrest dat zorgen baart. De politie heeft er – begrijpelijk – alle belang bij om een zaak rond te krijgen en zo gezien moeten belastende verklaringen van een getuige die bij de politie zijn afgelegd met veel scepsis worden bezien. Zeker als de getuige die verklaring later onder ede intrekt en vervolging voor meineed riskeert. En die zorgen nemen alleen maar toe als die bij de politie afgelegde verklaringen de kern van het bewijs vormen. Ondertussen wordt de verdachte wel erg afhankelijk van zijn advocaat. Een gespecialiseerde strafrechtadvocaat is bijna een “must”.

Copyright@Wedzinga2014