Leo van der Weele: “Ik had geen tranen meer”. (boekrecensie)

De meeslepende werking van artikel 80a RO
4 november 2019
Rechtsbescherming op het hakblok
17 februari 2020
Show all

Onlangs verscheen het boekje “Ik had geen tranen meer” van Leo van der Weele. Het is niet het eerste boek dat van deze auteur verschijnt. De novellen “Welterusten Kaars” en “Goedemorgen Kaars” gingen eraan vooraf. De novellen kunnen zelfstandig worden gelezen, zeker de laatste, maar in onderlinge samenhang winnen ze aan betekenis.

De verhalen zijn in meer of mindere mate autobiografisch, iets dat de lezer die de achterflap leest al snel duidelijk zal zijn. Het leven en de gedachtenwereld van Van der Weele worden op indringende wijze verwoord. Belangrijke ingrediënten daarbij vormen het voormalig Nederlands-Indië, de Jappenkampen, de Thuiszorg, Groningen, wiskunde, schaken, vrouwen, de verliefdheid, liefde, weemoed, melancholie en het verstrijken van de tijd. Dit alles in willekeurige volgorde.

De schrijver zelf manifesteert zich in de novellen in diverse hoedanigheden. In dit boek is hij de wiskundeleraar Peter, die emotioneel is ingeklemd tussen drie vrouwen. Zijn jeugdliefde is Rita, die hij na de middelbare school bij toeval ontmoet en 26 jaar later weer terugziet. Ook bij toeval. Hoewel: wat is “toeval”? Toeval is in de wereld van de schrijver betrekkelijk en ook dat prikkelt de lezer tot nadenken.

Peter is een romanticus pur sang. De hopeloze verliefdheid die hij koesterde voor Rita in de periode dat beiden op de middelbare school zaten, kan hij niet loslaten. En dat terwijl andere vrouwen zijn pad kruisen en een belangrijke rol in zijn leven spelen. Dat geldt misschien nog het meest voor Klaartje, zijn lieftallige buurvouw, die in stilte verliefd is op Peter, zoals Peter dat was en is (?) op Rita. Maar ook Els, een nachtzuster die hij in het ziekenhuis ontmoet, is een belangrijke pion in het leven van Peter. De scheidslijn tussen verliefdheid, liefde en genegenheid is vloeiend en dat kenmerkt de grilligheid van het leven. En de dood.

Na een kort begin dat bij de lezers van de eerste twee novellen veel herinneringen zal oproepen, komt de schrijver op stoom en wint het boek aan dynamiek. Een groot compliment voor Van der Weele is dat hij de lezer weet mee te slepen. Het boek leest mede daarom dan ook vlot en de lezer wordt steeds nieuwsgieriger naar de afloop. Die afloop, die mogelijk geen afloop is, doet naar (nog) meer verlangen.

Van der Weele is erin geslaagd om mij tot nadenken te stemmen. De zin van het leven en de dood, de vergankelijkheid van relaties en het toeval winnen in mijn ervaring met het klimmen der jaren aan betekenis. En de schrijver weet hieraan invulling te geven. Een boek dat in meerdere opzichten een verrijking vormt.

Copyright@Wedzinga2020