Geeft de HR de verdachte het recht op bijstand bij politieverhoor?

Afwijzen getuigen op regiezitting
25 december 2013
De zaak Afanasyev: recht op bijstand advocaat voor aanhouding
7 februari 2014
Show all

Verhoorkamer

 

Een redelijk onbenullige zaak is naar mijn indruk vaak geschikt om principiële discussies op scherp te zetten. Die discussie spitst zich in casu toe op de fundamentele vraag of een verdachte recht heeft op bijstand van een advocaat wanneer hij door de politie wordt  verhoord. En de zaak is inderdaad tamelijk pietluttig. Verdachte is bij arrest van 1 augustus 2011 door het Gerechtshof te Amsterdam wegens het in bezit hebben van een reisdocument, waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vervalst is, veroordeeld tot een geldboete van € 100,-.

Daar val je niet van achterover. Maar het zit de verdachte kennelijk hoog en hij gaat in cassatie. De verdachte, een Amerikaanse piloot, ontkent in alle toonaarden dat zijn paspoort vals is en klaagt o.a. over het feit dat door het Hof voor het bewijs gebruikt werd gemaakt van zijn tegenover de politie afgelegde verklaring. Daarin had hij gezegd dat hij een verlopen chinees visum uit zijn paspoort had verwijderd  omdat hij de tijd niet had om een nieuw paspoort te verkrijgen. Het paspoort was daardoor beschadigd en dat is strafbaar. Hij was niet in de gelegenheid gesteld om voorafgaande aan dat verhoor een advocaat te consulteren.

Op 26 november 2013 neemt de kersverse AG Spronken conclusie en daarin worden spijkers met koppen geslagen. Nadat de AG de beslissing tot vervolging heeft bekritiseerd, wordt de hoofdschotel opgediend. Daarbij valt op dat de AG het middel dat schending van het consultatierecht aan de orde stelt, zodanig oprekt dat het recht op advocatenbijstand bij een politieverhoor centraal komt te staan.

Hierbij stelt de AG twee juridische vragen aan de orde:

  1. Mocht het Hof voor het bewijs gebruik maken van de verklaring die verdachte op 18 maart 2010 tegenover de politie heeft afgelegd, zonder dat hij daarvoor in de gelegenheid was gesteld een raadsman te consulteren?
  2. Dient de Hoge Raad terug te komen op zijn bestendige jurisprudentie dat uit de Straatsburgse jurisprudentie niet kan worden afgeleid dat een volwassen verdachte recht heeft op bijstand van een advocaat tijdens het politieverhoor?

Het cassatiemiddel klaagde, als gezegd, slechts over schending van het consultatierecht. Maar dat belet de AG niet om ambtshalve de tweede en meest principiële vraag op te werpen. Die vraag raakt een van de pijlers van ons Nederlandse strafrechtssysteem. Met Ierland is Nederland het enige land waarin de advocaat niet het (wettelijk) recht heeft om bij het politieverhoor aanwezig te zijn. Behalve waar het gaat om minderjarige verdachten.

Ad 1: Verdachte had te kennen gegeven gebruik te willen maken van zijn consultatierecht en zou wel degelijk voorafgaand aan zijn verhoor “contact” hebben gehad met een advocaat, maar volgens de AG valt uit de gedingstukken “op geen enkele wijze op te maken of verdachte inderdaad door een raadsman is bezocht of wanneer en waar dat is gebeurd of dat er wellicht telefonisch contact is geweest. Er bevindt zich geen verklaring optreden raadsman of piketformulier bij de stukken. Het is niet duidelijk welke raadsman verdachte zou hebben bezocht. Op het ‘Gegevensblad’ dat zich in het dossier bevindt staat achter ‘Naam raadsman’ slechts ingevuld: ‘Bureau Rechtsbijstand Rotterdam’.” De AG heeft kennelijk twijfels bij de enkele mededeling in het p-v dat verdachte voor zijn verhoor met een advocaat heeft gesproken. En van een afstandsverklaring blijkt niet. Met andere woorden: De AG betwijfelt of Salduz is nageleefd. Het Hof gaat hier helemaal aan voorbij en focust zich op de rechtsbijstand bij het verhoor. De AG ziet hierin een motiveringsgebrek dat moet leiden tot cassatie.

Maar het consultatierecht stelt niet veel voor. Wat heeft de verdachte aan de rechtsbijstand van een advocaat voor het verhoor? Er is nog geen dossier en de advocaat zal moeten afgaan op de summiere en mogelijk onsamenhangende informatie van de verdachte. Dan kan moeilijk adequate rechtsbijstand worden geboden. Knigge had in zijn conclusie voorafgaan aan het Salduz-arrest van het EHRM gelijk dat dit arrest niet “dwong” tot een verdergaande interpretatie. Maar de wetgever had al lang behoren in te grijpen en de rechtsbijstand bij het politieverhoor behoren te regelen, zoals het een fatsoenlijke rechtsstaat betaamt. Het is ronduit beschamend dat de wetgever het heeft laten afweten.

Ad 2. Zoals gezegd laat de AG het niet bij deze constatering, maar gaat ambtshalve in op de vraag of verdachte naar geldend recht heeft op bijstand van een advocaat “bij” het politieverhoor. Dat was de verdachte in deze zaak niet alleen toegezegd, maar dat was ook zijn uitdrukkelijke wens. Alleen er kwam geen advocaat opdagen en de verdachte legde toch een verklaring af. Voor het Hof voldoende reden om aan te nemen dat verdachte afstand had gedaan van verhoorbijstand.  Voor de AG absoluut niet. Want de verdachte had niet ondubbelzinnig afstand gedaan van rechtsbijstand. Een juridische spagaat. Maar wel een waar de AG sterk staat. In de zaak Pishschalnikov heeft het EHRM namelijk overwogen:

“The Court considers that the right to counsel, being a fundamental right among those which constitute the notion of fair trial and ensuring the effectiveness of the rest of the foreseen guarantees of Article 6 of the Convention, is a prime example of those rights which require the special protection of the knowing and intelligent waiver standard. It is not to be ruled out that, after initially being advised of his rights, an accused may himself validly waive his rights and respond to interrogation. However, the Court strongly indicates that additional safeguards are necessary when the accused asks for counsel because if an accused has no lawyer, he has less chance of being informed of his rights and, as a consequence, there is less chance that they will be respected”.

Wanneer de verdachte, zoals in deze zaak, er op is gewezen dat hij het recht heeft op rechtsbijstand bij het verhoor, moeten strenge eisen aan de afstandsverklaring (“waiver”) worden gesteld. En van een uitdrukkelijke afstand blijkt niets uit de stukken. Het Hof was van oordeel dat verdachte afstand had gedaan van rechtsbijstand omdat hij niet om uitstelt van het verhoor had gevraagd. Dat is te mager, meent de AG.  Op dit punt gaat de motivering van het Hof mank.

Daarbij laat de AG het niet. Zij meent dat uit een uitspraak van het EHRM van 24 oktober 2013 (de zaak Navone) volgt dat een verdachte recht heeft op rechtsbijstand bij een politieverhoor. Spronken meent dat uit het arrest blijkt dat een verdachte niet alleen een consultatierecht heeft, maar ook het recht op bijstand van een advocaat tijdens een politieverhoor. Nederland zou deze op artikel 6 EVRM gestoelde lijn moeten volgen en het oordeel van het Hof dat het bijstandsrecht non-existent is, getuigt zo gezien van een onjuiste rechtsopvatting. De tijdens dat verhoor afgelegde verklaringen dienen volgens de AG op grond van artikel 359a Sv te worden uitgesloten van het bewijs. Het middel is volgens de AG dus gegrond.

De conclusie kan zijn dat de AG een duidelijke, maar juridisch moeizaam tot stand gekomen koerswijziging voorstelt. En het is de vraag of zij de HR meekrijgt.

In de eerste plaats kan de HR de zaak al afschieten op het punt dat het Hof onvoldoende heeft onderzocht of het consultatierecht is nageleefd. Vervolgens rijst de vraag of het cassatiemiddel zo mag worden opgerekt als de AG doet. Dan is het nog de vraag of de uitspraak in het arrest “Navarone” zo stellig is als Spronken beweert en vooral of die uitspraak mag worden veralgemeniseerd en dus ook op ons land van toepassing is. En door dit alles heen is de zeggingskracht van die uitspraak van belang. Is zij dwingend of brengen de specifieke omstandigheden van die zaak met zich mee dat ons land zich er niets van hoeft aan te trekken. Last but not least speelt de kwestie of de HR de rechtsbijstand tijdens een politieverhoor primair als een onderwerp ziet dat niet de rechter, maar de wetgever moet regelen.

Naar mijn mening loopt de AG te hard van stapel, hoe graag ik ook zou zien dat een verdachte bij een verhoor wordt bijgestaan door een advocaat. Zeker in ons systeem waarin het bewijs vaak op politieverklaringen rust is een balans tussen vervolging en verdediging bij uitstek in deze fase wezenlijk. De kans is namelijk groot dat in ons vooral schriftelijk verificatieproces de verdediging van meet af aan op een onoverbrugbare achterstand wordt gezet. Vroeger of later komt de verdachte dat recht op advocatenbijstand toe. Daaraan valt zelfs voor Nederland niet te ontkomen.

Waarom dan niet nu? Los van de uitspraak van de HR.

Copyright@2014Wedzinga