Tot voor kort volgde ik de behandeling van de HIV-zaak nauwelijks. Onlangs zag ik beelden van de raadsheren die de zaak behandelen en van de advocaten. En toen ging bij mij een alarmbel af! Want toen ik de “line up” zag, vroeg ik mij af of hier gelet op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens nog sprake kan zijn van een eerlijke behandeling en in het bijzonder van een behandeling door onpartijdige rechters. Zonder in details te treden, zijn de onderlinge verhoudingen tussen een aantal deelnemers aan dit proces alsook het kantoor waar een van de advocaten aan is verbonden, van dien aard, dat er alle reden is om de samenstelling van het Hof te veranderen. Dat zal middels zelfregulering moeten gebeuren, omdat gelet op de aard van die verhoudingen geen van de betrokken deelnemers er garen bij spint. Volgens mij doet het Hof Leeuwarden er in ieder geval verstandig aan om onderling open kaart te spelen over de “liaisons dangereuses” tussen de hiervoor genoemde procespartijen, voorzover men dat al niet heeft gedaan.
Ik ben wars van privé- of storyachtige verhalen en heb de hele nacht getobd met de vraag of en hoe ik dit waarschuwingsschot geef. Het waarom is voor mij duidelijk. De rechterlijke macht kan zich niet veel meer permitteren en dat geldt in mindere mate ook voor de advocatuur. Wil de rechterlijke macht de “vertrouwenscrisis” doorstaan, dan moet elke schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling worden vermeden. En dat kan alleen door met open vizier te spelen. Bagatteliseren is gevaarlijk. Maar het heeft er alle schijn van dat transparantie in de praktijk van de strafrechtspleging nog steeds niet in het woordenboek voorkomt.
De betrokken personen weten waarom het gaat. Het zijn geen vage insinuaties van mijn kant, maar verifieerbare feiten. Die feiten zijn niet schokkend en liggen deels in de privésfeer. Aan de integriteit van de betrokkenen twijfel ik niet, maar het gevaar dreigt dat in deze zaak in de ogen van een willekeurige buitenstaander (het EHRM spreekt van het “publiek”), de schijn van partijdigheid is gewekt en de verdachten in die zin geen eerlijk proces krijgen. Dat klemt te meer waar het hier gaat om een zware strafzaak die op het scherp van de snede wordt uitgevochten.
Omdat de behandeling medio september wordt voortgezet, is er gelegenheid deze delicate kwestie “op te lossen”. Wat mij betreft dus met een anders samengestelde strafkamer, die met instemming van de advocaten en het OM de inhoudelijke behandeling om proceseconomische redenen drastisch inkort. Koppen hoeven er zeker niet te rollen. Daar is geen aanleiding voor. Bezinning is des te meer geboden. De tijden zijn veranderd.