Het meest recente boek van Leo van der Weele heet “Wat nu kaars?” en is een vervolg op “Welterusten Kaars” en “Goeiemorgen Kaars”. De lezers die bekend zijn met het oeuvre van Van der Weele zouden op voorhand de indruk kunnen hebben dat het meer van hetzelfde is, maar zullen al gauw tot de ontdekking komen dat niets minder waar is. Degenen die zijn werken niet kennen, hoeven niet bevreesd te zijn dat het boek zonder voorkennis niet kan worden geduid.. Het boek dompelt de lezer al gauw onder in de microkosmos van Van der Weele. In die kosmos spelen een gering aantal personen een rol: Hanneke en Peter, Joke, Kim en Hans springen daarbij het meest in het oog.
Terwijl in zijn vorige boeken meerdere personen een min of meer gelijkwaardige rol vervulden, is het zoeklicht in dit boek gericht op Hanneke en Peter, waarbij Maarten – in wie ik nog het meest het alter ego van de schrijver herken – als een soort communicerende factor fungeert. In essentie is Maarten als het ware degene die als een magiër een (fictieve) wereld heeft geschapen, waarop hij terugkijkt. Hanneke speelt daarbij een sleutelrol. Zij heeft een nare relatie achter de rug en durft het daarom niet aan met Peter iets nieuws te beginnen. Peter probeert haar weliswaar diverse keren te benaderen, maar wordt op een afstand gehouden. Hanneke geeft eigenlijk taal noch teken, maar wordt wel verscheurd door innerlijke twijfel. En wel in die mate dat zij zelfs haar leven in de waagschaal zet. Ondertussen moet Peter de restanten van zijn op de klippen gelopen huwelijk met Joke uit de weg ruimen. Ook dat gaat niet zonder slag of stoot.
Alles draait om liefde, vriendschap, verliefdheid, huwelijk en scheiding. Het is als het leven. We worden geboren en we gaan dood en daartussen speelt het (nood)lot een belangrijke rol. Deze ingrediënten vormen de centrale thema’s in de boeken van Van der Weele. En die thema’s zijn existentieel en van alle tijden. Dat maakt het lezen van de boeken van Van der Weele tot een bijzondere en emotionele ervaring. Althans voor degenen die daarvoor ontvankelijk zijn. En dat zijn vermoedelijk vooral lezers die in ieder geval geestelijk en spiritueel de puberteit ver achter zich hebben gelaten. Van der Weele dwingt zijn publiek tot nadenken over de zin van ons bestaan en daarmee tot reflectie over de zin van hun bestaan. En hij doet dat op een bijzondere wijze. Niet door uitgebreide analyses en wijdlopige beschouwingen, maar door op kernachtige en gecondenseerde wijze de gebeurtenissen en gevoelens te beschrijven. De lezer moet daardoor zelf nadenken en de versluierde boodschappen ontcijferen.
De lezer wordt daarbij verscheurd door de vraag naar de paradox tussen vrije wil en voorbestemming. Wordt ons leven bepaald door het toeval of is er sprake van een vorm van determinisme? En is dat een causaal determinisme of een teleologisch determinisme? Is de uiteindelijke keuze van Hanneke onvermijdelijk of gebaseerd op coïncidentie?
De novelle is een emotionele rollercoaster, waarbij de lezer het huilen soms nader staat dan het lachen. Schrijfster Manon Uphoff heeft eens gezegd: “De wereld die de schrijver schept, bestaat pas echt als de lezer daar ook wil zijn”. De wereld die Van der Weele schept is universeel. De lezer heeft niets te willen. Hij leeft in die wereld en stuit vroeger of later op vragen naar zin, duiding, toeval, predestinatie, determinisme of indeterminisme.
Copyright@2020Wedzinga