De raadsheren van het Hof hadden het al zien aankomen en deden onmiddellijk uitspraak. Het verweer van de advocaat was dan ook voorspelbaar, zoals meestal het geval is. Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting had de advocaat het volgende aangevoerd: “De raadsman voert het woord tot verdediging, strekkende tot (…) vrijspraak van feit 2 omdat verdachte ten onrechte niet is gewezen op het feit dat hij kosteloos een advocaat mocht bellen voorafgaand aan zijn verhoor, dat dit een Salduzverzuim oplevert en derhalve bewijsuitsluiting dient te volgen (…)”.
Kort door de bocht en te simplistisch. Want de advocaat had met geen woord gesproken over het nadeel van dit vormverzuim. Wat als de verdachte wel was gewezen op het feit dat hij recht had op een gratis advocaat? Had hij dan van het recht op consultatiebijstand gebruik gemaakt? Of zou hij ervan hebben afgezien (waiver)? Als het antwoord op de laatste vraag ontkennend zou zijn geweest, was de verdachte inderdaad benadeeld en zou de advocaat in cassatie zijn gram kunnen halen.
Het is het zoveelste voorbeeld van een advocaat die kennelijk te weinig kennis van het cassatierecht in huis heeft. Hij had natuurlijk vooraf met zijn client moeten overleggen en in zijn verweer het nadeel dat aan het vormverzuim kleeft moeten meenemen. Want met schending van het recht op consutatiebijstand is niet per definitie gegeven dat dat, gelet op art. 359a Sv, ook gevolgen heeft. Wie weet had de verdachte onder andere omstandigheden afstand gedaan van dit recht?
Ook de HR, die evenals het Hof de jurisprudentie uiteraard goed kent, heeft weinig moeite met het cassatiemiddel en doet het met een kamer van drie af. In overweging 2.7.2. geeft de HR, onder verwijzing naar eerdere rechtspraak, een gratis college aan de advocaat:
“In verband met het navolgende behoeft dit verzuim evenwel niet tot cassatie te leiden. Indien zich een geval voordoet waarin de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht op het raadplegen van een raadsman nadat hij op het bestaan van dit recht is gewezen, maar waarbij tevens is vastgesteld dat sprake is van een vormverzuim in die zin dat niet alle in verband met de aanhouding en het verhoor van de verdachte voorgeschreven mededelingen volledig en in alle opzichten juist zijn gedaan, moet de rechter, indien ter zake verweer wordt gevoerd, beoordelen of aan dat verzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening te houden met de in het tweede lid van art. 359a Sv genoemde factoren en hetgeen daaromtrent is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2013, ECLI:NL: HR:2013:BY5321, NJ 2013/308. Het rechtsgevolg zal in zo een geval immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. Tot die factoren behoort ook het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt. Het gevoerde verweer houdt echter niet in dat de verdachte, indien hij op juiste wijze omtrent de kosten van het raadplegen van een raadsman was voorgelicht, geen afstand van dit recht zou hebben gedaan. Nu ook overigens door de verdediging over het door het verzuim veroorzaakte nadeel niets is aangevoerd, geeft het oordeel van het Hof dat “geen sprake [is] geweest van een vormverzuim dat als gevolg bewijsuitsluiting zou moeten hebben” niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk”.
Het wrange van deze zaak is dat de verdachte hier de dupe lijkt te zijn geworden van een advocaat die het Salduz-verweer niet goed staaft. Dat is zuur en de uitkomst heeft weinig of niets met “recht” te maken. Het is een gevolg van een strafvorderlijk systeem dat steeds dogmatischer is geworden en waarbij in het kielzog van het civiele recht verdachten steeds afhankelijker worden van de kunde van hun advocaat. En die houdt in Nederland naar mijn ervaring bepaald niet over. Helaas bieden ook de voorstellen voor een nieuw Wetboek van Strafvordering geen soelaas. We blijven maar vasthouden aan een verouderd, archaïsch rechtssysteem, dat is gefundeerd op het Romeinse recht en te weinig mogelijkheden kent voor “openingen”. Misschien zaak om strafadvocaten die cassatiegrieven opwerpen, aan een examen te onderwerpen!
Copyright@Wedzinga2017