Gezinsdrama in Zierikzee gevolg van juridisch gepruts

De visie van de PVV op het terrein van strafrecht en veiligheid
1 maart 2010
Het Liquidatieproces: Over een ontregelde kroongetuige, een ontspoord moordproces en een onbekwame wetgever
26 maart 2010
Show all

 

Het drama in Zierikzee dat aan twee kinderen van 9 jaar en 19 jaar het leven heeft gekost, heeft in eerste instantie geleid tot een moddergevecht tussen het Openbaar Ministerie en de rechtbank. Zeker na een zaak van het kaliber Saban B. ligt een schorsingsbeslissing die verkeerd uitpakt gevoelig. Zoals gebruikelijk heeft het Openbaar Ministerie in de media een voorsprong en schroomt het niet om de schuld in de schoenen van de rechters te schuiven. Het Openbaar Ministerie in Nederland doet namelijk altijd alles goed. Althans, dat beweert het Openbaar Ministerie zelf. Afgaande op de berichtgeving in de media heeft het Openbaar Ministerie de raadkamer van de rechtbank namelijk in februari 2010 gewaarschuwd voor de wraakzuchtige man en tussen de regels door valt te lezen dat de raadkamer die het bevel tot voorlopige hechtenis van de man op 24 februari 2010 schorste, terwijl hij op dat moment vast zat op grond van verdenking van wapenbezit en seksueel misbruik van zijn dochter, in de optiek van het Openbaar Ministerie een onverantwoord risico heeft genomen.  De rechtbank op haar beurt stelde eerst dat zij niet op de hoogte zou zijn gebracht van het feit dat de man een tikkende tijdbom was en dat haar dus in zoverre geen blaam treft om vervolgens toe te geven dat zij wel was gewaarschuwd, maar dat de beraadslagingen geheim zijn. Het Zwarte Pietenspel is begonnen en verloopt volgens het bekende stramien. Maar hoe plausibel is de lezing van het Openbaar Ministerie? Waarom is de man door de rechtbank op vrije voeten gesteld en wat kan aan de beslissing ten grondslag hebben gelegen? Was dit te voorkomen geweest?

Het Openbaar Ministerie ontbreekt het ten enen male aan zelfreflectie. Dat de rechtbank vooraleerst in het verdachtenbankje zit, is daarom weinig opzienbarend. Maar er is op zichzelf ook wel voldoende reden voor. Want een bevel tot voorlopige hechtenis tegen een verdachte die vastzit wegens wapenbezit en seksueel misbruik wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen geschorst. Aangenomen mag worden dat het initiatief hiertoe is uitgegaan van de advocaat van de verdachte. Hij zal vermoedelijk primair een verzoek tot opheffing en subsidiair een verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis hebben ingediend. De raadkamer van de rechtbank heeft  de voorlopige hechtenis evenwel niet opgeheven, maar “slechts” geschorst. Dat wil zeggen dat de rechtbank van oordeel is geweest dat er wetstechnisch gezien voldoende redenen waren om het bevel tot voorlopige hechtenis te handhaven, maar dat gelet op de bijzondere,  persoonlijke omstandigheden van de man, de daarmee gepaard gaande vrijheidsberoving  (tijdelijk) diende te worden onderbroken. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd als het ware kaal geplukt. De schorsing kan “te allen tijde”  worden opgeheven, dus zelfs als de man zich aan de voorwaarden houdt! Als er dus signalen waren dat de man op wraak zinde, zou alleen dat al voldoende zijn om de schorsing op te heffen. En als die signalen inhouden dat de man de aan de schorsing verboden voorwaarden overtreed, kan hij zelfs direct worden aangehouden.

Zo gezien was er volgens de raadkamer van de rechtbank dus sprake van een zware verdenking tegen de man en vermoedelijk was de rechtbank eveneens van oordeel dat er bijv. ernstig gevaar voor recidive bestond en/of de rechtsorde ernstig door het vermoedelijk gepleegde strafbare feit was geschokt. Dan is er weinig ruimte meer voor schorsing en klemt de vraag waarom daartoe is besloten. Een vraag die niet eenvoudig is te beantwoorden, omdat de beslissing tot schorsing volgens de wet niet hoeft te worden gemotiveerd. De verplichting daartoe is door de wetgever al in 1993 afgeschaft, maar rechters zouden er goed aan doen een schorsingsbeslissing uitvoerig te motiveren. De wet verbiedt het immers niet en een motivering waarin de voorwaarden “breed” zijn uitgemeten, biedt meer mogelijkheden om de verdachte aan te houden. Opheffing van de schorsing mag immers ook worden bevolen zonder dat de voorwaarden zijn overtreden. Het argument van de rechtbank dat de beraadslagingen geheim zijn, slaat nergens op. Het gaat om de vraag of de beslssing moet worden gemotiveerd. En het antwoord is dat de rechtbank daartoe niet verplicht is.

Vrijlating impliceert per definitie dat risico’s worden genomen. Daarbij komt dat het bijna een feit van algemene bekendheid is dat het toezicht op naleving van de aan de schorsing verbonden beperkende voorwaarden nagenoeg  onmogelijk is. Zeker wanneer die beperkende voorwaarden inhouden dat de man een straatverbod of omgevingsverbod krijgt opgelegd en geen electronisch toezicht – kort gezegd: ET of enkelbandje – aan de schorsing was verbonden. Waarom dat niet is gebeurd, heb ik niet kunnen achterhalen. Mogelijk ontbrak een positief advies van de reclassering. Bij het ontbreken van ET is het voor de reclassering en het Openbaar Ministerie nagenoeg onmogelijk om te controleren of de beperkende voorwaarden worden nageleefd. De rechtbank heeft dus heel wat uit te leggen, zeker waar zij was gewaarschuwd door het Openbaar Ministerie. Een onbegrijpelijke en fatale beslissing. Eerlijk gezegd kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de rechtbank het bewijs in de zeden- en vuurwapenzaak zo mager vond, dat zij bij wijze van compensatie het verzoek tot schorsing heeft toegewezen. Het mag niet, maar het gebeurt wel.

Maar het Openbaar Ministerie heeft ook het nodige uit te leggen. Want de in de media genoemde reden om niet in hoger beroep te gaan tegen de beschikking tot schorsing is dat het Openbaar Ministerie niet het risico wilde lopen dat het Hof het bevel tot voorlopige hechtenis zou opheffen. Daarmee zegt het Openbaar Ministerie wezenlijk dat er weinig bewijs tegen de man was en dat terwijl het Wetboek van Strafvordering eist dat er “ernstige bezwaren” tegen een verdachte moeten bestaan, wil voorlopige hechtenis mogen worden toegepast. Ook dat komt in ons land helaas vaak voor. Dat verklaart ook waarom het Openbaar Ministerie geen hoger beroep heeft aangetekend tegen de beschikking tot schorsing en het risico dat de man in de fout zou gaan in meer of mindere mate op de koop toe heeft genomen. Het Openbaar Ministerie vreesde dat het Hof het bevel tot voorlopige hechtenis zou opheffen en was vermoedelijk al lang blij dat de raadkamer van de rehtbank dat bevel overeind hield. Dat is tekenend voor de “magistratelijke positie” van het Openbaar Ministerie in ons rechtsstelsel. Het Openbaar Ministerie past naar  willekeur dwangmiddelen toe en neemt bepaald geen onafhankelijke positie in.

Al met al hebben we dus vermoedelijk te maken met een verdachte die technisch-juridisch gezien mogelijk niet eens in voorlopige hechtenis zou mogen zitten en mogelijk bij wijze van compensatie in vrijheid werd gesteld, waaraan beperkende voorwaarden werden verbonden die niet te controleren zijn. Het gezin zou gevaar lopen omdat de man een moordaanslag op zijn vrouw wilde plegen en het gezin zou per 1 februari 2010 zijn beveligd. Hoe “hard” is die informatie dat de man een moordaanslag wilde plegen of in ieder geval zijn gezin wilde “belagen” geweest? Want het is op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat de man hiervoor niet vastzat. Ook op dit punt rijzen tal van vragen. Zoals het er nu uitziet had de schorsing  kunnen worden opgeheven of had de man afzonderlijk voor het voorbereiden van een moordaanslag kunnen worden opgepakt. Het is dieptriest dat het Openbaar Ministerie niet tot actie is overgegaan. Daarvoor was het niet afhankelijk van de rechtbank.  

Omdat ik het moet doen met de informatie die ik vanuit de media opdis en ik uit ervaring weet hoe voorzichtig met dergelijke informatie moet worden omgegaan, blijft veel onduidelijk. Het beeld dat is ontstaan, bevestigt echter de inmiddels bekende patronen. Een eenzijdig en bepaald niet magistratelijk Openbaar Ministerie, rechters die tamelijk naïef en onbeholpen overkomen, een praktijk die niet aansluit bij de wet, miscommunicatie en instanties die als het “mis” gaat, elkaar de schuld geven. En eerst en bovenal: juridisch gepruts in het kwadraat! Een grondige analyse lijkt op zijn plaats, omdat het meer gaat dan alleen om een “incident”.  Twee jonge mensen hebben hiervoor de tol betaald. Om te voorkomen dat van dit gruwelijk en intriest “incident” misbruik wordt gemaakt door juridische kneuzen als Teeven of een sluwe opportunist als De Roon, is het belangrijk om een onafhankelijke, wetenschappelijke analyse te maken.   

Copyright@Wedzinga2010