Op maandag 5 maart 1984 worden aan de Argonautenlaan in Amsterdam de lijken gevonden van een moeder en haar twee jonge kinderen. De kinderen zijn gruwelijk afgeslacht en de zaak is dan ook niet bepaald onopgemerkt gebleven. Hij staat bekend als de zaak “Corina Bolhaar”, de naam van de moeder. De voor de politie meest in de het oog springende verdachte is Louis Hagemann, een bekende van Corina en een Hells Angel met een indrukwekkend strafblad, waartussen overigens vele sepots en vrijspraken zitten. Hagemann was naar eigen zeggen zondagochtend nog aan de deur geweest, maar op zijn bellen werd niet open gedaan. Hoewel Corina een turbulent liefdesleven leidde en er goede reden was en is om de gangen van meerdere verdachten na te gaan, werd het vizier al gauw op Hagemann gericht. Twee weken na de moord werd hij gearresteerd, maar al na zes weken werd hij vrijgelaten. Hij kreeg een kennisgeving van niet verdere vervolging en daarmee leek de kous af. Totdat Peter R. de Vries zich met de zaak ging bemoeien. Dat was niet lang voor het verstrijken van de verjaringstermijn. De uitzendingen die De Vries aan de zaak wijdde, maakte heel wat tongen los, onder wie die van een aantal getuigen, die beweerden van Hagemann te hebben gehoord dat hij in 1984 een vrouw en twee “koters” om het leven had gebracht. Vlak voor het verstrijken van de verjaringstermijn werd een ‘hernieuwd Gerechtelijk Vooronderzoek’ geopend en niet lang daarna stond Hagemann terecht. Omdat het om het leven brengen van Corina Bolhaar als doodslag werd aangemerkt, was dat feit verjaard. Voor de moord op de twee kinderen kreeg Hagemann levenslang. DNA werd niet gevonden, een motief was er niet en Hagemann zelf had altijd ontkend iets met de moorden te maken te hebben. Hagemann kreeg levenslang omdat de verklaringen van enkele getuigen die beweerden van hem vernomen te hebben dat hij voor de slachtpartij verantwoordelijk was door de rechters betrouwbaar werden geoordeeld.
Maar zijn die verklaringen wel betrouwbaar? Is er voldoende onderzoek gedaan naar alternatieve verdachten? Hoe moet de strategie van de verdediging worden gewaardeerd? Heeft Hagemann een eerlijk proces gehad? Mijn antwoord op die laatste, cruciale vraag is “nee”! Hagemann had geen schijn van kans en is door een juridisch ondermaatse verdediging en een vooral op “overtuiging” gebaseerde rechterlijke oordeelsvorming het slachtoffer geworden van een schandalige veroordeling. Een veroordeling tot levenslang. Of Hagemann schuldig is of niet, vermag ik niet te beoordelen. Vanuit mijn deskundigheid kan ik echter wel een oordeel vellen over de kwaliteit van de vonnissen en arresten en, niet te vergeten, de kwaliteit van de verdediging. Over de kwaliteit van het werk van politie en justitie kan ik kort zijn. In de woorden van Prof. W.A. Wagenaar levert dit het zoveelste staaltje op van “broddelwerk”. Ik kijk er al niet eens meer van op. Waar ik nog steeds wel verbaasd over ben, is dat dergelijk broddelwerk door rechters voor zoete koek wordt geslikt en dat de verdediging technisch-juridisch hier onvoldoende op is ingehaakt. Waar ik ook van opkijk is de kwaliteit van het arrest van de Hoge Raad. Ik ken de wettelijke en jurisprudentiële beperkingen waarbinnen de Hoge Raad zijn werk moet doen maar al te goed en ik besef dat door ons strafvorderlijk stelsel de verdediging in cassatie aan handen en voeten is gebonden, maar in deze zaak was meer mogelijk geweest, zeker als de verdediging daarvoor al in feitelijke instantie bij het Hof een bodem had gelegd. Maar dat is, zoals we zullen zien, niet voldoende gebeurd en door het indienen van een aantal technisch-juridisch zwakke cassatiemiddelen, kon de Hoge Raad de belangrijkste grieven van de verdediging gemakkelijk pareren, zonder op de wezenlijke inhoud van de zaak in te hoeven gaan. Laten we dus beginnen met het fileren van het arrest van de Hoge Raad.
Het arrest van de Hoge Raad dateert van 21 november 2006 en is gepubliceerd op rechtspraak.nl, onder nummer LJN: AY7757. De door de verdediging ingediende cassatiemiddelen laat ik onbesproken. Ze raken, als gezegd, niet de kern van de zaak en worden deels verworpen vanwege een “gebrek aan feitelijke grondslag”, deels met een beroep op artikel 81 Wet op de Rechterlijke Organisatie verworpen. Dat laatste wil zoveel zeggen als dat de Hoge Raad het middel niet eens de moeite van het bespreken waard vindt. Een zware onvoldoende dus voor de verdediging. En dat kan de advocaten worden aangerekend. Wie in cassatie kans van slagen wil maken moet bij het Hof het voorwerk hebben gedaan en vervolgens de zaak juridisch scherp aan de Hoge Raad voorleggen. Dat is niet gebeurd, hetgeen niet wegneemt dat ook de Hoge Raad in zijn arrest steken laat vallen.
Uit de cassatiemiddelen blijkt dat de verdediging het accent heeft gelegd op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Dat lijkt mij in een zaak als deze om meerdere redenen niet verstandig. In de eerste plaats niet omdat dan aannemelijk moet zijn geworden dat het Openbaar Ministerie er min of meer op uit is geweest om de verdachte in zijn verdediging te schaden, bijv. door het vernietigen van sporen met de intentie om ontlastend bewijs te verdonkeremanen. Maar probeer dat maar eens ‘aan te tonen’! Een bijna onmogelijke opgave, zeker in een strafvorderlijk stelsel en praktijk waarin het Openbaar Ministerie nog steeds een magistratelijke status geniet. In deze zaak waren sporen vernietigd, maar eerst na lange tijd en al of niet ten gevolge van wateroverlast, terwijl er al forensisch onderzoek had plaatsgevonden. Dan heeft de verdediging geen poot om op te staan. In de tweede plaats loopt de verdediging het gevaar dat rechters de indruk krijgen dat het fundament van de verdediging zwak is. Want een meervoudige moordzaak pleegt niet licht te stranden op een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdediging had zich uiteraard veel meer moeten concentreren op het bewijs tegen Hagemann en het vernietigen van de sporen in de sleutel van bewijsuitsluiting en het schenden van het recht op een eerlijk proces moeten plaatsen. Dan was dit argument in de juiste context geplaatst en had het aanzienlijk kracht gewonnen, omdast het deel had uitgemaakt van een scala aan andere grieven, die eveneens het verdedigingsrecht raken. Ik kom daar direct op terug.
Wie het arrest van het Hof oppervlakkig leest, kan licht de indruk krijgen dat er een overvloed van bewijs is tegen Louis Hagemann. Maar schijn bedriegt. Het is bijna een wet van Meden en Perzen dat naarmate het bewijs meer berust op de overtuiging, de neiging van rechters toeneemt om de bewijsconstructie aan te dikken met allerlei bewijsmiddelen die niet rechtsreeks het daderschap raken. Bewijsmiddelen die de overtuiging moeten schragen. Bewijsmiddelen die in deze zaak vooral moeten aantonen dat Hagemann een slecht, gewelddadig mens is, die zich voor, tijdens en na het plegen van de moorden ‘verdacht’ zou hebben gedragen. Hoe omvangrijker de bewijsconstructie, hoe dunner het bewijs en hoe meer de rechterlijke overtuiging de bewijsconstructie regisseert. Het arrest van het Hof is hiervan een schoolvoorbeeld. Want de bewijsmiddelen bestudeert, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat Louis Hagemann is veroordeeld op enkele getuigenverklaringen, die steeds op hetzelfde neerkomen en niet te verifiëren en te falsificeren zijn. Vooral dat laatste is navrant. Het arrest van het Hof is beschamenden de uitkomst is schandelijk!
In plaats van maandenlang onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid van een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie had de verdediging veel meer tijd moeten steken in onderzoek naar alternatieve scenario’s en alternatieve verdachten. Het dossier biedt daarvoor tal van aanknopingspunten. Chaim B. was de vader van de vermoordde kinderen en niet de vader van het jongste kind van een jaar, dat in leven werd gelaten. Hij heeft geen gulden uitgegeven aan de begrafenis en de vraag rijst hoe sterk zijn alibi was. Jo B. is eveneens een voor de hand liggende verdachte. Hij leefde zwaar in onmin met Corina Bolhaar, was het land uitgezet en had gezworen wraak te nemen op Chaim, destijds zijn ‘partner in crime’. Een man die drugsverslaafd was en wiens alibi niet blijkt te kloppen. Het zogenaamd op waarheidsvinding gerichte Openbaar Ministerie heeft hier veel te weinig werk van gemaakt en ook de advocaten van Louis hebben het op dit punt laten afweten. Als een dergelijk onderzoek voor de verdediging echter vruchten afwerpt, kan zich een situatie voordoen dat er een “gat” in de bewijsconstructie ontstaat, omdat de bewijsmiddelen niet uitsluiten dat zich de niet onwaarschijnlijke en met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid voordoet dat niet Hagemann, maar iemand anders de moorden heeft gepleegd. Hierbij dient bedacht te worden dat het tijdstip van overlijden tamelijk onzeker is, omdat de geraadpleegde deskundigen het houden op 24-48 uur voor de lijkschouwing die op maandag laat in de middag c.q. vroeg in de avond plaatsvond. Daarbij komt dat de belangrijkste bewijsmiddelen verklaringen van getuigen zijn, die nog wel een appeltje met Hagemann te schillen hebben. Zoals die van een ex-vriendin, die in 1998 aangifte doet van verkrachting, maar daarbij met geen woord rept van het feit dat Hagemann een drievoudige moord aan haar zou hebben opgebiecht. Ook op de betrouwbaarheid van de overige getuigen valt het nodige af te dingen.
Wat mij vooral opvalt is dat Hagemann zich blijkens hun verklaringen uitsluitend in algemene zin over zijn vermeende wandaden heeft uitgelaten. Geen details. Dan is het zaak al bij de feitenrechter en meer in het bijzonder het Hof de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van die getuigen ter discussie te stellen en bij de Hoge Raad meer in te spelen op de vraag of, gelet op de algemene inhoud van die verklaringen, Hagemann wel een eerlijk proces heeft gehad. Hoe moet een verdachte zich immers tegen dergelijke aantijgingen verweren? Hij kan hooguit verklaren dat hij dat niet heeft gezegd of dat hij de getuige met een vals verhaal wilde intimideren. Maart dat zal vermoedelijk niet veel indruk maken. Het recht op een eerlijk proces staat of valt met de mogelijkheid om zich tegen een beschuldiging te kunnen verdedigen. In zekere zin werkt de onschuldpresumptie van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens hier door. De verdachte moet de mogelijkheid hebben zijn onschuld aan te tonen. In ons stelsel moet dan de verdedigingsstrategie zijn om bij het Hof vooral de ongeloofwaardigheid en onbetrouwbaarheid van de getuige aan te kaarten en bij de Hoge Raad het over de boeg van een “fair trial” te gooien, waarbij –als eerder gememoreerd- ook het vernietigen van sporen als argument kan worden opgevoerd. Die strategie is niet of onvoldoende inhoud gegeven. Ik vermoed zelfs dat die strategie zelfs niet eens is bedacht.
Hagemann heeft geen eerlijk proces gehad en had nimmer op basis van dit onderzoek mogen worden veroordeeld. Een onderzoek dat opnieuw in gang is gezet nadat Peter R. de Vries aandacht voor deze gruwelijke drievoudige ‘moord’ had gevraagd. Saillant detail is dat de verjaring is gestuit door het openen van een Gerechtelijk Vooronderzoek omdat een voormalige vriendin van Hagemann een verklaring had afgelegd. Het zou dan gaan om “nieuwe feiten” en dat doorbreekt de wettelijke werking van de kennisgeving van niet verdere vervolging. Die nieuwe feiten zouden dan bestaan in het gegeven dat Hagemann te biecht was gegaan bij zijn toenmalige vriendin. Maar in het dossier zit ook een de auditu-verklaring van een verbalisant (proces-verbaal van 9 oktober 2002) waarin een medegedetineerde van Hagemann al in 1984 verteld van de betrokkenheid van Hagemann bij de moorden. Gaat het dan nog om een nieuw feit?
Hagemann zit levenslang, maar er zijn ontwikkelingen in de zaak die hoop geven. Sommige houd ik achter de hand. Waar het mij om gaat is dat Louis Hagemann een eerlijk proces krijgt. Het is onverteerbaar dat in een gruwelijke zaak als deze geen dader wordt gepakt. Het is nog onverteerbaarder wanneer er een gerede kans is dat een onschuldige hiervoor een levenslange gevangenisstraf moet uitzitten. De hoogste tijd dat ook de leden van de Tweede Kamer zich een keer afvragen hoe dat in een rechtsstaat als Nederland mogelijk is. Ik heb het gevoel dat Louis Hagemann een pion is geweest in een spel. En het zou mij niet verbazen als politie en justitie alles op alles hebben gezet om Hagemann te offeren.