Wilders, Elsevier en het gebazel van Ashfin Ellian
27 oktober 2016
The dark and gloomy future of criminal law enforcement in the USA
9 november 2016
Show all

Er is door menig jurist, meestal werkzaam in de advocatuur, reikhalzend uitgezien naar de uitspraak van de Hoge Raad in een zaak die betrekking had op een zogenoemde dynamische verkeerscontrole. Dergelijke controles, die inmiddels al geruime tijd staande praktijk zijn, strekken ertoe om auto’s te controleren waarin zich personen bevinden die mogelijk crimineel actief zijn. Een soort strafvorderlijke “fishing expedition”, die naar de mening van veel criticasters niet door de beugel kan omdat de politie in essentie bezig is met opsporing en daarvoor gebruik maakt van controlebevoegdheden, zonder dat er sprake is van een concrete verdenking. Dat zou in strijd zijn met het beginsel van détournement de pouvoir en dus tot niet-ontvankelijkheid c.q. bewijsuitsluiting dienen te leiden.  Misbruik van bevoegdheid dus.

De zaak kreeg vooral aandacht omdat het Hof oordeelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen omdat:

de politie de haar toekomende controlebevoegdheden van de Wegenverkeerswet 1994 uitsluitend (mijn onderstreping, WW)  heeft aangewend ten behoeve van opsporingsactiviteiten, derhalve voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheden zijn gegeven, hetgeen détournement de pouvoir ofwel strijd met het beginsel van zuiverheid van oogmerk oplevert. Er is dus sprake van een bij het voorbereidend onderzoek begaan onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, Sv”

Vervolgens kwam het Hof tot een vrijspraak. Van meet af aan was mij duidelijk dat deze vrijspraak niet ongeschonden de eindstreep zou halen. Er was namelijk wel degelijk sprake geweest van een verkeerscontrole ex art. 160 lid 1 en lid 4 WVW 1994. En dus waren de bevoegdheden per definitie niet uitgeoefend “uitsluitend” ten behoeve van opsporing.

Als de politie op basis van art. 160 WVW in beginsel (zie verderop) de bevoegdheid heeft om iedere automobilist staande te houden, wat is er dan op tegen om die bevoegdheid aan te wenden tegen personen die zich mogelijk schuldig maken aan strafbare feiten? Dat is slechts dan problematisch wanneer de politie geen gebruik maakt van de haar toekomende controlebevoegdheden. Maar daarvan was in deze zaak geen sprake. De verbalisanten hadden inzage in het rijbewijs en kentekenbewijs gevraagd.

Juridisch ligt het probleem ergens anders en daar zegt de Hoge Raad iets zeer opmerkelijks over. De Hoge Raad stelt wel degelijk grenzen aan de dynamische verkeerscontrole. Maar die betreffen de selectie van de te controleren auto’s. Wanneer de rechter tot de conclusie komt dat er sprake is van een “niet gerechtvaardigde selectie” heeft dat gevolgen. Dan namelijk is er sprake van het onrechtmatig uitoefenen van een controlebevoegdheid. Welk rechtsgevolg hieraan moet zijn verbonden hangt af van de “ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt”.

Uitgangspunt hierbij is volgens de Hoge Raad dat personen niet worden gediscrimineerd wegens onder meer hun ras of hun godsdienst of levensovertuiging. In dit verband merkt de Hoge Raad het volgende op:

 “Bij verkeerscontroles als in deze zaak aan de orde kan een dergelijke bevinding in het bijzonder (mijn onderstreping, WW) in beeld komen indien de selectie van het voor een verkeerscontrole in aanmerking komend voertuig “uitsluitend of in overwegende mate” (mijn onderstreping, WW) is gebaseerd op etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of andere inzittenden van dat voertuig. Gelet op de betekenis die blijkens de door het Hof vastgestelde en hiervoor onder (…) weergegeven gang van zaken – waaromtrent door de verbalisanten de vereiste openheid is verschaft – is toegekend aan omstandigheden, als het (dure) type auto, de wijk waarin de auto reed en de firma die als kentekenhouder van de auto stond geregistreerd, is daarvan in het onderhavige geval niet gebleken”.

Deze overweging is erg belangrijk. Hieruit blijkt dat “etnisch profileren” (om maar even een modieus woord te gebruiken) wel degelijk een rol mag spelen, maar niet dat de selectie niet “uitsluitend” of in “overwegende mate” op die grond mag plaatsvinden. Voorts lijkt uit deze overweging te volgen dat er ook aspecten een rol kunnen spelen die meebrengen dat de selectie “niet gerechtvaardigd” is.  Dat laatste is wijs, het eerste brengt een gevaar net zich mee. Dat gevaar is dat politieambtenaren de reden om de bewuste auto te selecteren camoufleren. Dat corrumpeert de politie.

Copyright@Wedzinga2016