Herkenbaar en ook niet. Het eerste omdat het ook in Nederland voorkomt dat officieren van justitie bewijs achterhouden om een veroordeling rond te krijgen. En dat is maar een van de manieren waarop een officier van justitie zich soms procedureel misdraagt, onder het motto: het doel heiligt de middelen. Al gauw valt dan het woord: “tunnelvisie”. Niet herkenbaar omdat ik mij niet kan heugen dat er een Nederlandse officier van justitie is die voor dergelijk strafprocessueel wangedrag is vervolgd laat staan veroordeeld. Ook in de V.S. komt dat zelden voor. Maar het komt voor en het komt steeds vaker voor. Zo werd in 2015 een prosecutor in Texas beschuldigd omdat hij willens en wetens ontlastend bewijs zou hebben achtergehouden in een “capital case”, waarin een vader in 1991 tot de doodstraf werd veroordeeld omdat hij schuldig werd bevonden aan de moord op zijn drie dochtertjes die bij een woningbrand om het leven kwamen. De man werd in 2004 geëxecuteerd. Of de prosecutor, die later rechter werd, opzettelijk ontlastend bewijs had achtergehouden is nooit duidelijk geworden. Maar er waren voldoende aanwijzingen om de beschuldiging te rechtvaardigen. In de documentaire “Incendiary: The Willingham case” wordt de complexe zaak uitvoerig belicht. In 2013 werd een andere prosecutor uit Texas middels een plea bargain veroordeeld tot 10 dagen gevangenisstraf en 500 uur taakstraf omdat hij ontlastend bewijs had achtergehouden in een strafzaak waarin iemand ten onrechte 25 jaar achter slot en grendel zat. DNA bewijs pleitte de veroordeelde uiteindelijk vrij.
Het Openbaar Ministerie in Nederland behoort tot de Rechterlijke Macht en een officier van justitie is dus qualitate qua een magistraat. Een gotspe en kenmerkend voor de schijnheiligheid die ons strafvorderlijk systeem eigen is. Want als magistraat wordt hij geacht onpartijdig te zijn en tegelijkertijd is hij degene die de verdachte aanklaagt en dat doet hij omdat hij van mening is dat de verdachte moet worden veroordeeld. Die magistratelijke onpartijdigheid komt zelden of nooit uit de verf. Discussies in de rechtszaal tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn betrekkelijk zeldzaam. Laat staan dat een officier van justitie laat doorschemeren dat de verdediging een “punt” heeft. Soms kan een zaak op het eerste gezicht namelijk voldoende duidelijk zijn, terwijl er juridisch toch alle reden is voor een debat. Bijvoorbeeld over de wettigheid of de bewijskracht van getuigenverklaringen of over de vraag of er sprake is van noodweer c.q. noodweer-exces. Die doffe stilte wordt in de hand gewerkt door het inquisitoire systeem en vastgeroeste dogmatische regels. En door een daarop gestoelde praktijk waarin vooral het Openbaar Ministerie het laat afweten. Rechters vragen ook zelden door. In de Verenigde Staten is een discussie in de rechtszaal min of meer alledaags. Het adversarial system daagt er ook toe uit. En als er dan ook nog sprake is van een jurytrial is het niet zelden een gevecht. Dan gaat het om winnen of verliezen. Ook die rechter heeft er soms een handje van om zich in de strijd te mengen. Soms krijgt de prosecutor een enorme juridische oorvijg en wordt een zaak “dismissed”. Soms ook krijgt de advocaat er verbaal van langs. In een enkel geval mondde het zelfs uit in een ordinaire vechtpartij.
Evenals de officier van justitie in Nederland zit de Amerikaanse prosecutor in een spagaat. Enerzijds wordt hij geacht de strafzaak te “winnen”, anderzijds wordt hij gezien als een “minister of justice whose aim is not to “win a case, but that justice shall be done”. “To win” or to “lose” zijn voor een Nederlands strafrechtjurist vreemde termen. Maar in het Amerikaanse strafrechtssysteem is het niet ongebruikelijk, zeker omdat veruit de meeste zaken via plea bargaining worden afgedaan en als het al tot een zitting komt er in eerste aanleg vaak een jury aan te pas komt. En die kun je bespelen. Mijn indruk is dat Amerikaanse advocaten grosso modo verbaal ook veel meer in hun mars hebben dan Nederlandse strafrechtadvocaten en dat het niveau van de rechtenopleiding op de prominente universiteiten veel en veel hoger is dan die op Nederlandse universiteiten.
Mede omdat veel prosecutors worden gekozen, is het belangrijk een strafzaak te winnen. Het daaraan inherente gevaar is dat grenzen worden overschreden. Maar prosecutors zijn gebonden aan ethische richtlijnen. Zonder naar volledigheid te streven wijs ik op de “constitutional standards” en “case law governing trial conduct rules”. Daarbij spelen de “ABA Model Rules of Professional Conduct (“Model Rules”)” een zeer belangrijke rol. Een prosecutor kan daarop worden aangesproken en dan wordt hij doorgaans beticht van “prosecutorial misconduct”. Er worden vijf categorieën onderscheiden: (1) suppression of evidence, (2) misuse of the media, (3) misconduct involving witnesses, (4) investigative misconduct en (5) trial misconduct. Uiteraard overlappen deze categorieën elkaar niet zelden. Blijkens wetenschappelijk onderzoek is het achterhouden van ontlastend bewijsmateriaal koploper. Ook in ons land geen onbekend verschijnsel. In de V.S. noemen ze dat een “Brady-violation”. De gevolgen zijn desastreus: “innocent people are wrongfully convicted; the reputation of U.S. prosecutors suffer; and the absence of meaningful legal and ethical enforcement and accountability has a corrosive effect on the public’s perception of a justice system that often appears to be arbitrary, unjust, and simply unreliable”. Als gezegd komen dergelijke gedragingen ook hier voor en evenals in de V.S. kan een enkele keer worden aangetoond dat de officier van justitie c.q. prosecutor opzettelijk de rechter (en jury) op het verkeerde been zet. Als daartegen niets wordt gedaan wordt het publieke vertrouwen in rechtshandhaving ondermijnd. Maar het ergste van alles is uiteraard dat een onschuldig persoon wordt veroordeeld en niet zelden een langdurige gevangenisstraf moet uitzitten. Met alle gevolgen van dien voor hem en voor zijn familie en vrienden.
Wanneer “intentional prosecutorial misconduct” tijdens de zitting en dus vóor een onherroepelijke veroordeling aan het licht komt, wordt de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard of volgt een vrijspraak. Daarna horen we er doorgaans niets meer van. Misschien wordt de betreffende OvJ naar een andere rechtbank “verbannen” en “berispt”, maar eigenlijk zou hij zijn functie niet meer mogen uitoefenen en ligt een strafvervolging in de rede. Kennelijk is dat in ons land “not done” en daardoor dreigt het gevaar dat binnen het Openbaar Ministerie een soort sektarische subcultuur ontstaat, waar “magistraten” die het met de wet niet zo nauw nemen vrij spel hebben. Eigenlijk is dat al zo sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw (Van Traa) en wetgever en rechter hebben er weinig of niets aan gedaan om dit om te buigen. De rekkelijke “magistraten” mogen zich zelfs tooien met een geuzennaam: “crimefighters”. In de V.S, is het zelfs mogelijk dat een rechter opdracht geeft een prosecutor te vervolgen. Mede door de oplaaiende discussies over het falende Amerikaanse strafrechtssysteem en de hervormingen die in ieder geval op hoofdlijnen zowel door democraten als republikeinen worden gesteund, wordt het accent daar steeds meer gelegd op het magistratelijk karakter van de prosecutor. Het “winnen” lijkt minder belangrijk te worden.
In een volgende bijdrage zal ik op deze ontwikkeling en op de andere vormen van prosecutorial misconduct nader ingaan en er voor pleiten dat ook in Nederland het Openbaar Ministerie aan vergelijkbare regels c.q. richtlijnen wordt gebonden en hoe een lid van het Openbaar Ministerie daarvoor ter verantwoording dient te worden geroepen.
Copyright@Wedzinga2016