Zaak Wilders: Cruciale “regiefout” in beslissing rechtbank
14 februari 2011
Wetsvoorstel minimumstraf bij recidive
25 maart 2011
Show all

 

De Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) is recent in opspraak geraakt vanwege haar conclusie dat de telefoontaps in de zaak tegen Hüseyin Baybasin niet waren gemanipuleerd. Die conclusie wekte bij menigeen verbazing omdat de door de toegangscommissie geraadpleegde Amerikaanse deskundigen slechts een kloon van de opslagschijf kregen en het resultaat van hun onderzoek dus minder betrouwbaar lijkt te zijn, terwijl alle deskundigen oordeelden dat in de afgeluisterde gesprekken  onregelmatigheden waren te horen. Niettemin oordeelt de commissie dat “niet kon worden vastgesteld” dat de gesprekken waren gemanipuleerd.

Dat laatste is een juridisch handige formulering. Inderdaad kan niet “wettig en overtuigend” worden bewezen dat er sprake is van bedrog. Maar dat is ook niet de vraag. De vraag die de commissie ingevolge haar opdracht heeft te beantwoorden is of er serieuze aanwijzingen zijn dat er sprake is van “foul play”.  En die zijn er. Dat alleen al had voldoende behoren te zijn om opdracht te geven de zaak grondig te onderzoeken. De “verbazing” en “verbijstering” van Adele van der Plas, de advocate van Baybasin, is terecht, maar  ook juridisch onnozel omdat ze het taaltrucje niet door heeft .

Juridisch geneuzel op de vierkante millimeter. Ongetwijfeld. Maar wel belangrijk. Het is de kern van de zaak. PvdA kamerlid Jeroen Recourt heeft een aantal belangwekkende vragen aan de minister gesteld, maar ook hij legt de vinger niet op de zere plek. Het CEAS heeft zich er op een meer dan onbehoorlijke wijze vanaf gemaakt en probeert zich door een spitsvondige formulering in te dekken. Dat zegt veel. Vooral over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de commissie.

Wie de moeite neemt het instellingsbesluit van het CEAS in de Staatscourant te lezen, kan redelijkerwijs niet anders dan tot de slotsom komen dat het hier niet gaat om een onafhankelijke commissie, maar om een verlengstuk van het Openbaar Ministerie. Ingesteld door het College van Procureurs-Generaal en betaald door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Met als opdracht om te onderzoeken of er zich “ernstige manco’s” in de opsporing en vervolging hebben voorgedaan die een “evenwichtige beoordeling” van de feiten door de rechter in de weg hebben gestaan.  Een enigmatische formulering die op zichzelf ook nog bedenkelijk is omdat het beter was geweest om aan te sluiten bij de herzieningscriteria van het Wetboek van Strafvordering.

Het CEAS is niet onafhankelijk en houdt zich niet altijd aan haar opdracht. Daardoor kan licht de indruk ontstaan dat het een doofpotcommissie is. Een indruk die door de wijze waarop de zaak Baybasin aan de kant is geschoven wordt bevestigd. Het valt te hopen dat de Kamervragen aanleiding vormen om het CEAS aan de kant te schuiven en ruimte te maken voor een Onafhankelijke Revisieraad naar Engels model. Ik ben daar lang op tegen geweest, mar hel daar meer en meer toe over. Want zo gaat het echt niet langer. De onregelmatigheden die zich in de zaak Baybasin lijken te hebben voorgedaan en die vergaande politieke consequenties kunnen hebben worden indirect door het Openbaar Ministerie met de mantel der liefde bedekt. De slager die zijn eigen vlees keurt, inderdaad!

Copyright@2011Wedzinga