Op 1 maart 2013 wordt, als het aan de Raad voor de Rechtspraak ligt, een nieuwe persrichtlijn van kracht die het mogelijk maakt om de stem van de verdachte op te nemen en uit te zenden. Bedoeld is om journalisten en daarmee het publiek een beter beeld te geven van rechtszaken. De richtlijn is in strijd met artikel 6 EVRM en zal het niet halen.
Er is van alles en nog wat op de richtlijn aan te merken. Zelden zo’n juridisch gedrocht gezien. Bij monde van Bart Nooitgedagt heeft de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA) al laten weten protest aan te tekenen. Groot gelijk, al is het aantekenen van protest een beetje een zwak signaal. Ook de argumenten die de NVSA aanvoert, zijn niet erg overtuigend. Het belangrijkste en doorslaggevende argument tegen het actualiseren van de persrichtlijnen wordt zelfs niet eens genoemd.
Nooitgedagt laat weten dat de zittingen openbaar zijn, dat, bij veel zaken journalisten zitten die verslag doen en dat hij de meerwaarde van het registreren en uitzenden van de stem van een verdachte niet inziet. Ik ook niet. Ook zijn argument dat verdachten zich minder vrij voelen, vind ik valide. Maar dat dit tot gevolg zou hebben dat een verdachte zich meer dan voorheen op zijn zwijgrecht zal beroepen en dat de rechter dat niet zou willen, vind ik op zijn zachtst gezegd niet sterk. Het doet wat potsierlijk aan. Alsof het zwijgrecht van verdachten een doorn in het oog is van rechters.
Er is een veel beter argument dat de NVSA op een krachtige manier naar voren dient te brengen. Volgens ons Wetboek van Strafvordering is de openbaarheid van de zitting bedoeld om de werkzaamheden van justitiële organen publiekelijk te controleren en om de verdacht te “dwingen” zich in het openbaar te verantwoorden. In dat laatste zit een punitief element, dat al enigszins wezensvreemd is aan de status van verdachte en aan de onschuldpresumptie. Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens gaat in artikel 6 van een fundamenteel andere gedachte uit. Het vereiste van openbaarheid van de zitting staat daar in het teken van een eerlijk proces en is dus bedoeld om de controle te waarborgen. Niet om de verdachte als het ware te straffen nog voordat de rechter zich over de schuldvraag heeft uitgesproken. Met een beroep op artikel 6 lid 1 EVRM zou de NVSA aanpassing van richtlijn in rechte moeten kunnen afdwingen.
Er is meer op de richtlijn aan te merken. Zo “kan” de rechter het maken van opnames van de stem van de verdachte verbieden of beslissen dat de stem van de verdachte moet worden vervormd. Regel is dus dat de stem va de verdachte mag worden opgenomen, tenzij de rechter anders beslist. Maar criteria aan de hand waarvan de rechter het bezwaar van de verdachte moet beoordelen, ontbreken. Een verdachte die tevergeefs bezwaar maakt, heeft een goed argument om op strafvermindering aan te sturen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? En zo kan ik nog wel even doorgaan. De privacy van een verdachte lijkt in de richtlijn minder zwaar te wegen dan de privacy van procesdeelnemers in civiele – en bestuurlijke zaken. Waarom? Hoe kan worden voorkomen dat ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in de pers breed worden uitgemeten? In de praktijk is namelijk moeilijk onderscheid te maken tussen de behandeling van de feiten en die van de persoonlijke omstandigheden. Hoe moet de rechter dat voorkomen? Waarom de rechter opzadelen met allerlei motiveringseisen wanneer hij de pers aan banden legt? Hoe zal hij dat moeten motiveren? Het is dat ik dit stukje tussen de bedrijven door schrijf. Maar het zou me weinig moeite kosten om de persrichtlijn helemaal juridisch aan gort te schrijven. Wat een hyprocriet en ondermaats misbaksel.
Het belangrijkste is dat de persrichtlijn een knieval is van de Raad voor de Rechtspraak voor de journalistiek en de zucht naar sensatie. Die knieval zal het begin zijn van een soort glijdende schaal. Over een tijd zal de Raad een richtlijn publiceren waarin is toegestaan beeldopnames te maken, ook van de verdachte. Raadkamerzittingen zullen openbare terechtstellingen worden. En zo gaan we weer richting Middeleeuwen. Een verdachte wordt al vaak gestraft door publiciteit. Nu ook al door de Raad voor de Rechtspraak en de rechter. Het voet allemaal aan als een requiem voor de onschuldpresumptie.
Copyright@2012Wedzinga