De verdachte die tot inkeer kwam
29 juni 2012
De zaak Vidgen: EHRM geeft Nederlandse rechter een lesje
23 juli 2012
Show all

Rechtbank Groningen, zitting 28 juni 2012

De verdachte had een vurig gekoesterde wens: Zo gauw mogelijk weg uit Groningen. Ik kon me daar wel iets bij voorstellen. Een “veelpleger” met een waslijst aan veroordelingen. Drugs- en drankverslaafd, soms zwervend, bij tijd en wijle levend van een uitkering en zwalkend van de ene hulpverleningsinstantie naar de andere . Steeds hetzelfde kringetje van mensen waarin hij terecht kwam. Kom daar maar eens uit. Tamelijk uitzichtloos.

 Dat gold ook voor zijn zaak. Althans, zo leek het. Het type zaak waarvan er 13 in een dozijn gaan. Diefstal van koffie en bierkratten. Dat van die koffie had verdachte al bij de politie bekend. Van die bierkratten kon hij zich niets herinneren.

Daarvan was het bewijs ook overigens zwak. Videobeelden en verklaringen van het winkelpersoneel gaven geen uitsluitsel. En ondanks krampachtige pogingen van de jongste rechter om ook hiervan het bewijs op de zitting rond te krijgen, waren advocaat en officier van justitie het met elkaar eens. Vrijspraak. De rechtbank zal er wel in meegaan. Want uit de vragen van de jongste rechter bleek dat hij het dossier niet goed had bestudeerd.

 Verdachte werd bijgestaan door een bekwame advocaat en de officier van justitie was ontvankelijk voor argumenten van de verdediging. Dat zie je helaas te weinig. Te veel officieren stellen zich geharnast op en persisteren bij hun standpunt, dat ze al voor de zitting hebben ingenomen. Te veel officieren ook, hebben naar mijn ervaring niet echt grondig het dossier bestudeerd en laten zich leiden door het geen de parketsecretaris op papier heeft gezet. Dat kan van deze officier niet worden gezegd.

Verder was het weer een stroef en droevig vertoon. De voorzitter kwam wat houterig en onwennig over. Opnieuw kwam een gesprek niet op gang. Daarmee bedoel ik dat idealiter de situatie zou moeten zijn dat de verdachte zijn verhaal vertelt en daarbij wordt geconfronteerd met informatie uit het dossier. “We need more stories”, zei AG Leijten ooit. En zo is het!

De rechtbank hield de verdachte de stukken voor en besprak het reclasseringsrapport met hem. Daarna kwam de reclasseringsmedewerkster aan bod. Dat werd een herhaling van zetten. Deze verdachte had al zo lang in de hulpverlening doorgebracht dat hij zich het jargon eigen had gemaakt en met gemak zijn eigen reclasseringsrapport had kunnen schrijven.

Er werd tot oplegging van een ISD-maatregel geadviseerd. Verdachte zou het worst zijn, als hij maar weg was uit Groningen. En iets minder vrijblijvende hulp zag ook hij wel zitten. Maar het was onduidelijk of de tenuitvoerlegging op korte termijn kon worden gerealiseerd en daar kwam nog bij dat de verdachte de diefstallen zou hebben gepleegd terwijl hem nog een voorwaardelijke straf boven het hoofd hing.

Een half jaar, maar liefst, dachten officier en voorzitter. Totdat de advocaat er fijntjes op wees dat een deel van dat half jaar al was geconsumeerd. De officier erkende ruiterlijk zijn fout. En nu is het aan de rechtbank om te bepalen of, en zo ja, op welke wijze gedwongen hulpverlening door plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) valt te rijmen met tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf. In zekere zin een vergelijkbaar dilemma als dat zich voordoet bij het opleggen van de combinatie gevangenisstraf en tbs. Het strafrecht zit steeds meer in een spagaat tussen hulp en straf en een wetsttechnische en beleidsmatige visie hierop ontbreekt.

Strafoplegging heeft mede hierdoor soms veel weg van schipperen. Een beetje meer van dit en een beetje minder van dat. Een veredelde vorm van koehandel. Dat zag je ook in deze zaak. Voor het geval de maatregel werd opgelegd, vorderde de officier verlenging van de proeftijd met een jaar. Tja. je moet toch wat, niet waar?

Copyright2012@Wedzinga