Sinds de onbegrijpelijke beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis van Saban B., een verdachte van mensenhandel, is het land bijna te klein wanneer er weer eens een verdachte tijdens de voorlopige hechtenis op vrije voeten komt. Vandaag richt de aandacht van de media zich op Murat O, een verdachte die vier jaar gevangenisstraf heeft gekregen omdat hij vrouwen in de prostitutie zou hebben gedwongen. De voorlopige hechtenis van Murat is geschorst wegens persoonlijke omstandigheden. Volgens berichten in de media zou hij vader worden en mocht hij van het Hof, dat de gewraakte beslissing heeft genomen, de geboorte van zijn kind bijwonen. Inmiddels blijkt uit een persbericht van het Hof zelf, dat zijn moeder ernstig ziek is en dat hij daarom tot 16 juli, wanneer het hoger beroep dient, in vrijheid mag doorbrengen.
Slachtoffers waren niet gewaarschuwd en zijn in alle staten. Sommigen zijn ondergedoken. De advocaat van twee slachtoffers heeft een klacht ingediend tegen zowel het Hof als het Openbaar Ministerie. Waartegen is onduidelijk. Aanemelijk is dat de klacht zich richt tegen de beslissing en tegen het feit dat de slachtoffers niet waren geïnformeerd. Het laatste had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen en kan verklaren waarom het Openbaar Ministerie zich (voorlopig) koest houdt. Beroep tegen de beslissing van het Hof is niet mogelijk.
De media put zich weer eens uit in superlatieven. De slachtoffers worden als “woest” en “doodsbang” afgeschilderd en de rechterlijke uitglijder in de zaak Saban B. wordt met grote gretigheid aangehaald en uitgevent koren op de molen van diegenen die menen dat het afgelopen moet zijn met die verloven. Criminelen horen vast te zitten en dat geldt zeker voor criminelen van een dergelijk kaliber. Achter slot en grendel, water en brood, geen verloven en geen voorlopige invrijheidstelling. Tijd voor een kanttekening.
Murat O. is niet onherrroepelijk veroordeeld. Hij is “slechts” verdachte en het is derhalve mogelijk dat hij onschuldig is. Sterker nog, van die onschuld moeten we vooralsnog uitgaan, zegt het EVRM. Het Openbaar Ministerie had ìn deze zaak, zo begreep ik uit de media, zestien jaar gevangenisstraf geëist. De rechtbank heeft vier jaar opgelegd. Kennelijk taxeerde de rechtbank de beschuldigingen aan het adres van Murat O. aanmerkelijk anders, wat lichter in dan het Openbaar Ministerie. Er wordt in de media gesproken van meer dan twintig slachtoffers. De bron van deze informatie is onduidelijk en ik waag het cijfer te betwijfelen, waarbij ik vanzelfsprekend aanteken dat ieder slachoffer er één te veel is.
De beslissing tot schorsing valt op het eerste gezicht goed te billijken. Schorsing van de voorlopige hechtenis – in de media regeert de leugen en wordt “alles” verdraaid en dus wordt ook dit verlof genoemd, waardoor een tendentieuze parallel met de tbs kan worden getrokken – is bedoeld voor bijzondere omstandigheden en een ernstige ziekte van een naast familieliedhoort daar vanzelfsprekend bij. Ieder lijkt te vergeten dat we het over “verdachten” hebben en dat ook verdachten (en veroordeelden) mensen zijn. Aan de schorsing kunnen bovendien voorwaarden worden verbonden, waardoor toezicht mogelijk is.
Het Hof heeft als voorwaarde opgenomen dat Murat geen contact opneemt met de slachtoffers De duur van de schorsing heeft mij wel verbaasd. Tot 16 juli is Murat op vrije voeten. Dat is een lange tijd en het toezicht wordt daardoor wel moeilijk. Daar staat tegenover dat de voorlopige hechtenis van Murat al eerder vier maanden werd geschorst en dat hij toen niet de benen heeft genomen en zich ook overigens aan alle voorwaarden lijkt te hebben gehouden. Murat en zijn familie wonen in Nederland. Van ernstig gevaar voor vlucht lijkt zo gezien geen sprake. De risico’s lijken mee te vallen.
Uiteraard hadden de (beweerdelijke) slachtoffers moeten worden gewaarschuwd. En het zou mij niet verbazen wanneer de beslissing tot schorsing door het Amsterdamse Hof summier is gemotiveerd. Ik zou het persbericht dat zojuist door het Hof werd uitgegeven wel eens willen vergelijken met de beslssing tot schorsing. Het persbericht maakt er melding van het feit dat het aandeel van Murat in de mensenhandel is beperkt tot twee vrouwen en dat hij geen geweld heeft gebruikt. Het zou voor de hand liggen dat een en ander ook in de beslssing tot schorsing onder woorden wordt gebracht.
Dat is bij dergelijke beslssingen een enorm manco. Zeker omdat die beslissingen steeds meer in de belangstelling komen te staan. Vaak genoeg heb ik meegemaakt dat een beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis met een enkel, nauwelijks leesbaar met de pen geschreven zinnetje, werd onderbouwd. Rechters zullen dat beter en uitgebreider moeten doen, het toezicht zal`moeten worden verbeterd, (vermeende) slachtoffers moeten direct in kennis worden gesteld en naar buiten toe moeten dergelijke beslssingen deugdelijk worden gecommuniceerd. Vooral dat laatste zijn rechters niet gewend, maar het is in deze tijd waarin het zoeklicht van de media op dergelijke beslissingen is gericht en de media bepaald niet garant staat voor zorgvuldige en afgewogen berichtgeving, wenselijk en noodzakelijk.
Gelukkig bestaat er zoiets als een mogelijkheid om de voorlopige hechtenis te schorsen. De menselijke maat moet het zwaarst wegen. Maar als rechters niet beter motiveren en communiceren, dreigt er politieke druk te komen op het bestaansrecht van dergelijke voorzieningen.