De stille greep naar de macht door het OM

Ina Post: Wie volgt?
24 juni 2009
Hoge Raad te zuinig over rechtsbijstand verdachte voor politieverhoor
2 juli 2009
Show all

 

Het klinkt goed. Het OM laat de mening van de burger zwaarder meewegen bij de strafeis. De voorzitter van het College van Procureurs-Generaal mr. H. Brouwer liet dat maandag 29 juni in Trouw en De Pers weten. Niet alleen moet het OM aan de burger beter uitleggen hoe een strafeis tot stand komt, maar ook “zinnige” suggesties worden door het OM overgenomen. Zo wordt, aldus de P-G, bij mishandeling of bedreiging met een racistisch motief, de strafeis met 50 procent opgeschroefd. Dat laatste is kennelijk het resultaat van het onderzoek dat het Verwey Jonker Instituut in opdracht van het OM heeft verricht.

Er is veel over dit onderzoek en de implementatie er van door het OM te zeggen. Veel voor en veel tegen. Hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht G. Knigge oordeelde niet onverdeeld positief. Zijn belangrijkste bezwaar is dat de burger meestal oordeelt op basis van oppervlakkige berichtgeving en dat de rechter die het dossier kent genuanceerder oordeelt. Dat bezwaar ligt voor de hand. De burger zal ongetwijfeld niet kunnen en mogen beschikken over het dossier in de strafzaak. Zijn oordeel zal mede worden bepaald door de informatie die hem wordt verstrekt en dat verschaft het OM een instrument om de burger te manipuleren. Maar er is naar mijn oordeel een veel belangrijker bezwaar. Dat bezwaar is dat zich hier een stille paleisrevolutie in het strafrecht voltrekt, omdat het OM zich meer en meer begeeft op het terrein van de strafoplegging. Zelfs dat laatste domein van de strafrechter dreigt te verdwijnen.

Dat past in een ontwikkeling waarin de wetgever het OM steeds meer en ingrijpender opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen ter beschikking heeft gesteld en het OM zelfs de bevoegdheid heeft gegeven om straf op te leggen. Sinds 1 februari 2008 mag het OM een strafbeschikking opleggen. Deze bevoegdheid is op 1 januari eveneens toegekend aan de buitengewone opsporingsambtenaren van de vier grote gemeenten. Het opleggen van een vrijheidsbenemende straf is niet mogelijk. Dat is het domein van de strafrechter. Voor hoe lang, is de vraag.

Want een strafrechter zal van goede huize moeten komen om af te wijken van een eis van het OM die is gebaseerd op de mening van burgerpanels. Zo’n rechter wordt in het defensief gedrongen en dat is, zo vermoed ik, nu juist wat het OM wil. Het OM speelt een politiek machtsspel en doet dat even slim als doorzichtig. Want uiteindelijk bepaalt het OM wat een “zinnige” suggestie is en het lijkt mij niet ondenkbaar dat binnenkort als zinnige suggestie uit de bus rolt dat geweld tegen politieagenten zwaarder moet worden bestraft. De politierechter die dan nog het lef heeft om de strafeis aan zijn laars te lappen, heeft heel wat uit te leggen.

Het is een strategische zet ìn een tijd waarin de strafrechtspleging sowieso al aan forse kritiek onderhevig is en het vertrouwen in de rechtspraak daalt. Een tijd waarin politie en justitie kritisch op de vingers worden gekeken en rechterlijke uitspraken niet meer als vanzelfsprekend voor kennisgeving worden aangenomen. Strafrechtspleging wordt maatschappelijk ingebed en publieke verantwoording hoort daarbij. In het spel dat dan ontstaat is het OM bedrevener dan de zittende magistratuur.

Die zittende magistratuur mag dan wel het monopolie van het opleggen van vrijheidsbenemende straffen hebben, maar veel heeft dat niet om het lijf. Bij de tenuitvoerlegging van straffen heeft het OM een stevige vinger in de pap en de strafrechter heeft daarvan naar mijn indruk doorgaans niet veel kaas gegeten. Illustratief is in dit verband het interview in NOVA van 25 juni j.l., waarin een rechter opgeschrikt door berichten in de pers over het cellenoverschot, uitlegt waarom in een rechterlijke uitspraak een overweging was opgenomen dat de twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in de vorm van electronisch huisarrest mocht worden tenuitvoergelegd. De brave man was kennelijk niet op de hoogte van het feit dat niet de netto straf, maar de bruto straf bepalend is. En als die brut straf meer dan drie maanden gevangenisstraf is, komt de veroordeelde niet in aanmerking voor een enkelband. In de zaak waarover hij sprak, was dat zo. Een gênante vertoning, maar ook tekenend voor het gebrek aan kennis op dit gebied bij strafrechters.

Of een penitentiaire scholing van rechters nodig is, moet de toekomst leren. Als het zo doorgaat, mag de rechter alleen zijn handtekening zetten onder de strafeis, ook als die neerkomt op onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. Ik voorspel een toekomst waarin steeds meer bestuurlijke straffen worden opgelegd en de rol van het strafrecht en daarmee ook die van de strafrechter wordt teruggedrongen.

Copyright@2009Wedzinga