Het was ontroerend. Officier van Justitie mr. Oebele Brouwer die bij TV Noord met veel aplomb verklaart dat het Openbaar Ministerie geen knip voor de neus waard is wanneer het aangiftes van bedreiging en andere strafbare feiten laat liggen. Het Openbaar Ministerie heeft tot taak dan te ageren en zonder aanziens des persoons tot vervolging over te gaan. Ik kon mijn emoties nauwelijks de baas.
Er zijn meer mensen die hun emoties nauwelijks de baas kunnen. Daarbij denk ik aan al die mensen die in de “Deventer Moordzaak” aangifte hebben gedaan van strafbare feiten die zijn gepleegd door leden van de politie en door leden van het Openbaar Ministerie en die maar niets horen, terwijl de bewijzen zich opstapelen. En hoe zit het toch met die “Schiedammer Parkmoord”? Een Officier van Justitie en een Advocaat-Generaal die ontlastend en cruciaal “bewijsmateriaal” achterhouden, waardoor een onschuldig iemand wordt veroordeeld. Geen strafvervolging na aangiftes, maar promotie! En zo kan ik wel een tijdje doorgaan.
Maar terug naar mijn zitting op 25 maart. Van te voren had ik op dit weblog al gerept over het vierde feit, dat het klapstuk zou zijn. Dat was het ook, maar bijna niemand die het opviel. Zeker het journaille niet.
Wat er gebeurde tart elke beschrijving.
De getuige mr. V. uit Peize kwam direct na het begin van de zitting opdraven. De andere getuige, zijn voormalige partner mr. K., liet zijn gezicht eerst aan het eind van de zitting zien. Vreemd om twee getuigen die over hetzelfde feit een verklaring moeten afleggen zo ver in de tijd uit elkaar te horen. Maar mr. V. kon uitsluitend ’s ochtends vroeg, werd meegedeeld. Het blijft vreemd.
Het ging om een bedreiging van mr. V.. Knullig ten laste gelegd, want de 40.000 euro die hij zou moeten afgeven, hield hij in eigen zak. De poging werd er op de zitting aan toegevoegd. Ook weer knullig. Want ik zou op mijn voicemail hebben ingesproken en mr. V. aldus hebben bedreigd. Een vergissinkje?
Mr. V. was bloednerveus, haspelde wat nietszeggende antwoorden en ontweek vragen die wat meer tot de kern van zaak doordrongen, zoals de vraag waarom hij als door een wesp gestoken reageerde toen hij vernam van de 40.000 euro. Mr. Brouwer had wezenlijk niets te vragen en mr. V. droop af.
In de loop van de middag deed mr. K. zijn verhaal. Er zou 140.000 euro van de derdenrekening door mr. V. zijn verduisterd. Bedragen die al in 1999 op de rekening waren gestort. De mensen die geld gaven wachten nog steeds op hun geld, naar ik aanneem tevergeefs.
De bewijzen liggen zwart op wit op tafel. De aangifte tegen mr. V. is geseponeerd en met de tuchtklacht tegen mr. V. is door de Deken van de Orde van Advocaten in Drenthe, mr. D., niets gedaan, terwijl hij als eindverantwoordelijke voor de derdenrekening er toch alle belang bij zou moeten hebben om deze zaak op te lossen.
Of mr. Brouwer nog vragen had aan getuige mr. K. ? “Nee”. Een opmerkelijke opstelling omdat de verklaring van mr. V., die van de prins geen kwaad zou weten, lijnrecht tegenover de verklaring van mr. K. stond. Nou ben ik weliswaar volgens het Openbaar Ministerie “de weg een beetje kwijt”, maar in de tijd dat ik nog compos mentis was (toevallig samenvallend met de periode dat ik als raadsheer fungeerde) heette dit een voorbeeld van meineed. Want één van de twee getuigen liegt onder ede. In mijn tijd maakte het Openbaar Ministerie hier werk van als een voorval rijp voor directe aanhouding ter zitting. Zonder aanziens des persoons.
Ik mag dan de weg een beetje kwijt zijn, mr. Brouwer lijkt de weg helemaal kwijt te zijn. Misschien kan ik hem een beetje op weg helpen. De tijd zal het leren.
Ook andere mogelijkheden om de eer van het Openbaar Ministerie hoog te houden, liet mr. Brouwer glippen. Zo ging de nobele magistraat voorbij aan het feit dat mr. Kr., die in de eerste zaak op de tenlastelegging getuigde, vond dat hij zich schuldig had gemaakt aan oplichting. Mr. Kr. die nota bene zelfs als deelnemer aan het strafbare feit op de tenlastelegging prijkte en ter zitting een gave bekentenis aflegde, werd niet eens op zijn verschoningsrecht gewezen en mocht als vrij man de zittingszaal verlaten. We moeten vrezen dat de beste man binnenkort, als mr. Brouwer de weg heeft hervonden, een tenlastelegging tegemoet kan zien. Een mooie zaak voor het Openbaar Ministerie. Dit kan niet mis gaan, tenzij ook mr. Kr. de weg kwijt is en iets bekent wat hij niet heeft gedaan. Dat laatste zou mij in het geheel niet verbazen.
Kan het nog gekker? Jazeker. Op 25 maart is nog veel meer gebeurd. Maar dat leest u in mijn volgende weblog. Een zitting die inderdaad een schoolvoorbeeld is van de wijze waarop het Openbaar Ministerie meent te moeten opereren en tevens van de onthutsend slechte kwaliteit van het journaille, dat het vermogen mist om de vinger op de zere plek te leggen en dat soms te innige banden met advocatuur en Openbaar Ministerie heeft. Ook daarover binnenkort meer.
Copyright@2009Wedzinga