Hoger beroep Oscar Pistorius
3 november 2015
The strange case of Jerome Morgan
29 februari 2016
Show all

 

Nee, het is geen ambtsmisdrijf wanneer een lid van de commissie Stiekem lekt naar de pers. Het is strafbaar gesteld in art, 272 Sr en dat behoort niet tot de Titel waarin de ambtsmisdrijven staan. Art. 44 Sr verhoogt echter niet alleen de maximumstraf, maar brengt het onder de paraplu van art. 76 Wet Rechterlijke Organisatie en daardoor is de Hoge Raad de aangewezen instantie om een strafzaak te berechten. Als het al zover komt. en dat komt het niet, tenzij…

Alleen al uit de eerste inleidende zinnen blijkt dat we te maken hebben met een draak van een regeling. En dat is nog maar het begin. Het wordt nog veel gecompliceerder. Want dat de Hoge Raad en bijv. niet de rechtbank een dergelijke strafzaak berecht vindt zijn basis in art. 483 lid 2 Wetboek van Strafvordering. Dat tweede lid verwijst naar het eerste lid en dat verklaart de artikelen 4-19 van de Wet op de Ministeriële verantwoordelijkheid (Wmv) van toepassing. Die wet is weer van overeenkomstige toepassing op leden van de Tweede Kamer. En art. 9 van de Wmv geeft de TK de bevoegdheid een commissie in te stellen. Van origine dus bedoeld om bewindslieden aan de tand te voelen, maar nu om collega’s te horen. Dat mag onder ede omdat art. 11 lid 2 de Wet op de parlementaire 2008 van toepassing verklaart.

Het is een vorm van haasje over springen en het eindresultaat is dat de slager zijn eigen vlees keurt. De commissie hoort de fractieleiders en brengt binnen drie maanden verslag uit aan de TK. Die kan dan aan de Procureur-Generaal van de Hoge Raad opdracht geven om vervolging in te stellen. en dan zijn we weer terug bij het Wetboek van Strafvordering.

De commissie die is ingesteld heeft strikt genomen geen bevoegdheden. Ja, het horen onder ede (mits de Wet op de parlementaire enquête van toepassing is verklaard). Meer bevoegdheden heeft die commissie niet. Er worden dus fractievoorzitters gehoord die in beginsel allen worden verdacht. Er van uitgaande dat de Rijksrecherche die het onderzoek heeft verricht niet meer informatie heeft dan dat er door sommige fractievoorzitters of misschien zelfs door alle voorzitters met de journalist van het NRC is gebeld, heeft die commissie ook qua informatievoorziening geen poot om op te staan. Daar komt dus niets uit, tenzij de dader de eer aan zichzelf houdt. Omdat het gaat om staatsgeheime informatie (waar we eigenlijk allemaal belang bij hadden) ligt het voor de hand om de journalist te horen. Die zal zich op zijn geheimhoudingsplicht beroepen, maar die kan worden doorbroken als het staatsbelang daarom vraagt. Zover zal het  (vermoedelijk) niet komen en dus zal de zaak doodbloeden.

En dat laatste is wel het ergste wat de politiek kan overkomen. Want veel mensen hebben een notoir wantrouwen tegen de politiek en tegen politici en dan zal een doofpotaffaire – want zo zal men het ervaren – averechts werken. Voor journalisten is het natuurlijk smullen. Zij die het meest gemene zaak maken met politici ruiken bloed en dan worden ze principieel. Ik moest denken aan het boek van Joris Luyendijk uit 2010: “Je hebt het niet van mij, maar…”.  Een klef zooitje in een klef, hypocriet landje.

Copyright@Wedzinga2015