De tunnelvisie van Leon de Winter

Badr Hari dupe strategie advocaten?
8 november 2012
De stem van de verdachte
21 november 2012
Show all

Op de opiniepagina van De Volkskrant staat een bijtend stuk van de schrijver Leon de Winter die het daarin opneemt voor zijn vriend “Badr Hari”. De titel is veelzeggend: “Wraakzucht is motief achter jacht op Badr Hari”. Kern van zijn stukje is dat Badr Hari het slachtoffer is van een klopjacht van politie en OM op een “kutmarokkaan”. De Marokkaanse vechtersbaas moest achter de tralies. Aan objectieve waarheidsvinding heeft het OM daarbij, volgens de emotionele De Winter,  geen boodschap gehad. Want de voorwaarden die aan zijn vrijlating werden gesteld heeft Hari helemaal niet geschonden. Zowel Badr Hari als zijn vrienden Yves Gijrath en Eric Kuster zijn juridisch onwetend en, hoewel beide vrienden door de politie al als getuigen waren gehoord, wisten zij niet dat zij juridisch gezien als getuigen werden beschouwd. Ook Eric Kuster die maandag nogmaals als getuige onder ede zou worden gehoord door de RC wist dus niet dat hij die status had. En hoewel Badr Hari zondag en maandag een broodje had gegeten, wist hij niet dat hij daarmee het hem door de rechtbank opgelegde horecaverbod schond.  Zalig zijn de onwetenden, zo lijkt De Winter te denken. Ik kan op zichzelf een heel eind met De Winter meegaan. Dat er geen sprake is geweest van kwade trouw van de zijde van Hari wil ik nog best geloven. De rechtbank geloofde dat ook, want wie de beslissing om Hari opnieuw vast te zetten goed leest (en daar hoef je geen jurist voor te zijn), moet tot de conclusie komen dat de rechtbank enerzijds van oordeel is dat Hari het horecaverbod heeft overtreden, maar anderzijds vindt dat hij mocht menen dat dat verbod betrekking had op andere horecagelegenheden, zoals discotheken, clubs en cafés. Het overtreden van die voorwaarde vormde voor de rechtbank dan ook geen reden om de schorsing op te heffen. In de media is die nuance vaak achterwege gebleven. De enige reden om dat wel te doen was dat Hari contact had met getuigen. Ook op dit punt kan ik me enigszins voorstellen dat Hari te goeder trouw was. De getuigen zouden namelijk, zo begrijp ik De Winter, niets kunnen vertellen over het incident op 8 juli tijdens het dansfeest White Sensation.  Als dat zo is, is denkbaar dat Hari meende dat het hier niet ging om getuigen met wie hij geen contact mocht hebben. Het waren immers geen getuigen à charge en dus was er geen gevaar dat Hari die getuigen zou intimideren. Bovendien lijkt het onwaarschijnlijk dat beide getuigen de schorsing van hun vriend in de waagschaal zouden zetten door Hari te bezoeken en met hem te spreken.

Zoveel naïviteit gaat echter wel erg ver. Alle betrokkenen wisten namelijk dat Gijrath en Kuster al als getuigen waren gehoord en Kuster wist zelfs dat hij de dag er op door de RC als getuige was opgeroepen om een verklaring af te leggen. In juridische zin waren het dus getuigen. En als er al twijfel over hun juridische status zou bestaan, vraag ik mij af wat Haribelette om contact op te nemen met zijn advocate Bénédicte Ficq en te vragen wat de voorwaarden inhielden en of het contact met Gijrath en Kuster geoorloofd was. Ik meen te mogen veronderstellen dat die gemakzucht en laksheid Hari zwaar is aangerekend door de rechtbank. Daarbij komt nog dat door iedereen over het hoofd wordt gezien dat volgens de wet een beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis “te allen tijde” mag worden opgeheven, dus zelfs als de voorwaarden worden nageleefd. De rechter heeft een discretionaire bevoegdheid en ik kan me goed voorstellen dat de rechtbank van die bevoegdheid gebruik maakt wanneer een verdachte van ernstige strafbare feiten zo laconiek om gaat met de gunst die hem is verleend.

Uiteraard valt De Winter niet aan te rekenen dat hij het opneemt voor zijn vriend Badr Hari. Ook hij is, getuige zijn stukje in De Volkskrant, onwetend op juridisch gebied. Wat De Winter wel valt te verwijten is dat  hij door draaft in de zucht om zijn vriend Badr Hari in bescherming te nemen. Het stukjes is een cri de coeur waarin elke vorm van nuancering ontbreekt. Alle onnozelheid van de intieme kring rond Badr Hari wordt voor lief genomen en met de feiten wordt een loopje genomen. Zo is De Winter de enige persoon op aarde die met zekerheid weet dat de vechtpartij “18 seconden duurde”. Ogenschijnlijk een nietszeggende opmerking in de marge, maar bij nader inzien illustratief voor de strekking en de kwaliteit van het stukje. Erger nog wellicht is zijn reeds eerder aangehaalde opmerking dat “ook de getuigen zelf, niet wisten dat zij getuigen waren”. Aangenomen mag worden dat hij dat van de getuigen heeft gehoord en vervolgens als vaststaand feit presenteert. Het zegt veel, zo niet alles, over het gebrek aan objectiviteit van Leon de Winter.

Die laatste opmerking raakt de essentie van mijn verhaal. De Winter lijdt aan een ernstige vorm van tunnelvisie. Iets wat hij het OM  verwijt. Juridisch valt er niets af te dingen op de beslissing om de schorsing op te heffen. Naar de letter genomen heeft Hari twee voorwaarden overtreden en het valt alleszins te billijken dat de rechtbank niet zwaar tilt aan het horecabezoek. Eigenlijk steekt de rechtbank op dit punt de hand in eigen boezem. Zij had die voorwaarde wel wat duidelijker mogen omschrijven. Ook naar de geest van de wet heeft de rechtbank een correct oordeel geveld. Hari heeft contact gehad met twee getuigen en zelfs als men al meegaat in de lezing dat Hari en de getuigen te goeder trouw waren, dan nog treft Badr Hari blaam. Hij had zich moeten vergewissen van de reikwijdte van de voorwaarden.

De grootste blaam treft echter zijn advocate en dat is zuur voor Badr Hari. Zij had haar cliënt op de hoogte moeten stellen van de inhoud van de voorwaarden. Met name als iemand juridisch niet is onderlegd en de voorwaarden wat wollig zijn geformuleerd, is er alle aanleiding om de cliënt te waarschuwen zich van alle horecagelegenheden verre te houden (ook van broodjeszaken) en geen contact te hebben met een ieder die blijkens het dossier als getuige is gehoord of nog zal worden gehoord. Ficq heeft hierin gefaald. Zij draaide nog wat om de hete brij heen door toe te geven dat zij Hari had moeten vertellen dat het begrip “horeca” vaag is en zich dus leent voor een ruimhartige interpretatie. Wat zich echter vooral wreekt is dat zij haar cliënt niet heeft laten weten dat hij geen contact mag onderhouden met iedereen die als getuige is gehoord of zal worden gehoord. Ook dat hoort bij het handwerk van een advocaat.

Copyright@2012Wedzinga