Over klassenjustitie, belangenverstrengeling en een tikkende tijdbom die Fortuyn heet

De gevluchte vrouwenhandelaar en het civiele karakter van de schorsingsbeslissing
17 september 2009
Het liquidatieproces: De verspeelde troefkaart van het OM
12 november 2009
Show all

 

Op 21 oktober j.l. is op verzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau de eerste verdiepende jaarstudie verschenen van het Continu Onderzoek Burgerperspectief (COB). Onder de alarmerende titel “Crisis in aantocht?” hebben verschillende auteurs zich onder meer gebogen over de vraag naar het hoe en waarom van de alom heersende onvrede van de Nederlandse burger met de politiek.  Het antwoord op die vraag was niet eensluidend en dat viel ook niet te verwachten. Maar uit de studie blijkt dat we in verschillende opzichten in een kritieke tijd leven. De essays van Tom van Dijk en Maurice de Hond, die in de studie van het COB zijn opgenomen, maken wat mij betreft duidelijk dat er een tijdbom tikt. Een bom waarvan het ontstekingsmechanisme al in de jaren van Pim Fortuyn in werking is gezet. Die bom staat op ontploffen. 

De studie intrigeerde mij omdat het gebrek aan vertrouwen van de Nederlandse burger in de politiek mijn inziens niet los kan worden gezien van het gebrek aan vertrouwen in de overheid in het algemeen en in het verlengde daarvan van het gebrek aan vertrouwen in het financiële en bancaire stelsel en het gebrek aan vertrouwen in het functioneren van de strafrechtspleging. In meer algemene zin gaat het zelfs om een gebrek aan vertrouwen in alles en iedereen dat of die met gezag is bekleed. Dat gebrek aan vertrouwen is misschien wel van alle tijden, maar heeft zich bij mijn weten nooit zo openlijk, heftig en omnivalent gemanifesteerd als vandaag de dag. Zonder enige pathos en overdrijving kan dan ook worden gesteld dat er in ons land sprake is van een gezagscrisis en een vertrouwenscrisis, die de fundamenten van onze samenleving dreigt te ondermijnen.  Het is daarom zaak de oorzaken op te sporen om vervolgens te pogen “oplossingen” aan te dragen. Dit bericht wil daaraan een bijdrage leveren. Een diepgaande analyse gaat het bestek van een weblog te buiten. 

Het wantrouwen tegen de overheid is de laatste decennia sterk toegenomen. Zoals ik het zie, heeft dat te maken met het feit dat de overheid in die periode steeds bureaucratischer en paternalistischer is geworden. In onze veelgeprezen verzorgingsstaat wordt de burger van de wieg tot het graf gewikkeld in regelgeving. Regelgeving die als gevolg van het politieke systeem en het meanderende poldermodel bijna altijd een compromis behelst tussen uiteenlopende belangen en derhalve vaak ingewikkeld en ondoorzichtig is. De regeldichtheid in ons land is rechtsvergelijkend gezien dan ook enorm hoog.

Dat heeft tot gevolg dat bureaucratisering onvermijdelijk is en door die bureaucratisering heeft de burger in toenemende mate te maken gekregen met een stroperige, ontoegankelijke en klantonvriendelijke overheid. Daarbij komt dat de burger die zelf voor van alles en nog wat verantwoording moet afleggen en die de rekening krijgt gepresenteerd als hij in gebreke blijft, mettertijd steeds mondiger is geworden en mede dankzij internet over veel meer informatie beschikt dan vroeger. Die burger laat zich niet zo maar door de overheid afschepen en is niet per definitie geneigd om beslissingen van de overheid voor zoete koek te slikken. Zeker niet wanneer die burger signaleert dat de overheid zelf te pas en te onpas steken laat vallen, zonder daarvoor rekenschap af te leggen. Vooral op lokaal, gemeentelijk niveau doet dit euvel zich voor. In de tv-uitzending van Zembla van 25 oktober 2009 was een schrijnend voorbeeld te zien van een Turkse horecaondernemer die de dupe lijkt te zijn geworden van ambtelijke willekeur en corruptie en die momenteel in voorarrest zit omdat hij uit pure frustratie de gemeentelijke regenten heeft gegijzeld. De regenten zelf ontspringen de dans.

Aan dit voorbeeld kunnen vele andere worden toegevoegd, die illustreren dat de overheid met twee maten meet en dat voedt gevoelens van onvrede en wantrouwen. Die gevoelens vinden in politiek Den Haag geen weerklank. Want in Den Haag gelden andere regels en mores. In onze democratie is de burger iemand die normaliter eens in de vier jaar zijn stem mag uitbrengen en vervolgens maar moet zien wat er met zijn mandaat gebeurt. Want politieke beslissingen worden in Haagse achterkamertjes door konkelende coalitiepartijen genomen. Een en ander brengt mee dat er een enorme kloof gaapt tussen de wereld van de burger en de wereld waarin Haagse politici leven en dat de burger niet betrokken wordt en zich niet betrokken voelt bij de beslissingen die door regering en parlement worden genomen. De burger is buiten spel gezet.

Daardoor worden gevoelens van onvrede alleen maar versterkt.  Gevoelens die ook bij de waardering van het functioneren van de strafrechtspleging bij steeds meer burgers opkomen. Op dat terrein manifesteert zich de macht van de overheid wellicht in zijn meest ultieme en extreme vorm, omdat de strafvorderlijke overheid het monopolie op vrijheidsbeneming heeft. En ook op dat terrein is sprake van een toegenomen bureaucratisering en een sterk naar binnen gerichte cultuur. Die bureaucratisering manifesteert zich in de strafrechtketen vooral bij politie en justitie. Mede dankzij het veranderde politieke klimaat is bij de strafrechtshandhaving het accent meer en meer verschoven van rechtsbescherming naar instrumentaliteit. De politie en het OM zijn in zekere zin bureaucratische instituten, die steeds meer zaken steeds sneller moeten afdoen. 

Er moet productie worden gemaakt, met alle gevolgen van dien. Opsporingsonderzoeken ontsporen, voor een onderzoek naar alternatieve daders is vaak geen tijd en geld en de kwaliteit van het opsporingsapparaat laat nogal eens te wensen over, om over de sturing van het onderzoek door het OM maar te zwijgen. Onervaren politieagenten worden als rechercheurs ingezet en onervaren officieren van justitie belast met de leiding van onderzoek in ingewikkelde zaken. Zo gezien is tunnelvisie bijna onvermijdelijk. In die maalstroom wordt ook de zittende magistratuur meegezogen. Ook rechters moeten productie maken en dat dreigt ten koste te gaan van de kwaliteit van de strafrechtspleging. Berechting binnen een redelijke termijn is een recht, maar moet wel in het teken van een eerlijke berechting staan. En dan gaat het niet aan om het horen van getuigen af te houden en strafdossiers diagonaal door te lezen, zoals in de zaak van Saban B. vermoedelijk is gebeurd. Of om het pak papier dat het OM als strafdossier heeft aangeleverd als bewijsmiddelen in het vonnis of arrest, vanuit de gedachte dat de redengevende feiten en omstandigheden er wel ergens tussen zullen zitten. De rechterlijke overtuiging wordt dan niet, zoals de wet voorschrijft uit de wettige bewijsmiddelen geput, maar dicteert dan welke wettige bewijsmiddelen door de rechter worden gebruikt. Rechterlijke dwalingen zijn hiervan een logisch gevolg.

Het gevaar dat politie, justitie en rechters zich door de stortvloed van strafzaken laten verleiden tot dergelijke onverantwoordelijke exercities is levensgroot en dreigt alleen maar groter te worden. Zeker bij rechters die van oudsher de politiek mijden en die, anders dan politie en justitie, niet niet geneigd zijn om op de stoep van de Minister van Justitie of de Minister van financiën zte gaan staan. Dat is even begrijpelijk als betreurenswaardig. Want dat er veel meer rechters moeten komen en dat rechters veel beter opgeleid en begeleid moeten worden, staat voor mij buiten kijf. Strafzaken zijn namelijk veel complexer geworden dan vroeger en de kennis van strafrechters is beperkt. Pro Justitia rapporten worden klakkeloos overgenomen en forensische expertise is ver te zoeken bij de zittende magistratuur, waardoor ook deskundigenrapporten op dat terrein niet worden getoetst, zeker niet wanneer die rapporten van een justitieel stempel zijn voorzien. Daarbij komt dat de motivering van beslissingen te vaak ontbreekt of onder de maat is, waardoor die beslissingen allerlei vragen doen rijzen. Vragen waaruit kan worden afgeleid dat ook het gezag van rechterlijke beslissingen veel minder vanzelfsprekend is dan vroeger.

En dat alles terwijl van strafrechters terecht wordt verwacht dat zij hun beslissingen beter uitleggen. Een verwachting die wel eens te hoog gespannen kan zijn, omdat sommige beslissingen zich daarvoor niet lenen, lang niet alle strafrechters aan die verwachting kunnen voldoen en omdat de daaraan ten grondslag liggen premisse is dat op de beslissing niets af te dingen valt en dat een betere motivering het maatschappelijk draagvlak vergroot.  Maar het is bepaald niet uitgesloten dat een rechterlijke beslissing door een betere motivering aan gezag inboet, omdat daardoor het apodictisch karakter van die beslissing wordt geaccentueerd. Iemand als Geert Corstens, de president van de Hoge Raad, zal zonder meer aan dat verwachtingspatroon kunnen voldoen, maar menige rechter bij een rechtbank beschikt daarvoor niet over voldoende bagage.

Al met al zien we dat ook de strafrechtspleging steeds meer bedrijfsmatige, bureaucratische en beleidsmatige trekken vertoont. Maar de strafvorderlijke overheid is niet te vergelijken met de politiek-bestuurlijke overheid. Het kardinale verschil is dat het bij strafrechtshandhaving over mensen gaat, die in hun diepste rechten en gevoelens worden getroffen. Als daarbij bedrijfsmatige procesmodellen worden gehanteerd, keert de wal het schip. Want dan gaat het niet meer om strafrechtshandhaving maar om wetstoepassing en als die wetten ondoorzichtig en ingewikkeld zijn liggen willekeur en rechtsongelijkheid op de loer. En de burger lijkt zich van dit gevaar bewust te zijn. In ieder geval valt op dat bij de strafrechtshandhaving een zekere klassenjustitie een rol speelt. Zo kan de politiek-bestuurlijke elite zich in ons land opvallend veel permitteren.

Max Pam, de eminente columnist van het tv-programma Buitenhof, sprak in dit verband in de uitzending van 11 oktober j.l. over de bestuurlijke integriteitscrisis. Hij vatte zijn boodschap als volgt samen: “In navolging van zijn Italiaanse held leidt Jan Peter Balkenende ons naar een bananenrepubliek die wordt bestuurd door amateurs”. Die Italiaanse held is natuurlijk de vleesgeworden viagrapil Silvio Berlusconi, met wie onze pleitbezorger van normen en waarden een passie deelt voor snelle bolides en gestroomlijnde dames. En het woord bananenrepubliek sloeg op een aantal Nederlandse vertegenwoordigers van het politiek-bestuurlijk establishment van wie de bestuurlijke integriteit in het geding is. 

Wat mij betreft hoeft er niet een soort Bijltjesdag te komen, maar het heeft er veel van weg dat politici en bestuurders te vaak de dans ontspringen. En ook dat wordt door de burger gesignaleerd en draagt bij aan het gevoel van onvrede en wantrouwen. Of er sprake is van een old boys network dat elkaar de hand boven het hoofd houdt, kan ik niet beoordelen, maar het is een feit dat in ons kleine polderland een betrekkelijk kleine kliek de dienst uitmaakt. Uitgerangeerde en afgedankte politici worden door zielsverwanten gestald bij de Raad van State of benoemd als burgemeester of Commissaris van de Koningin en ook in Raden van Bestuur van grote bedrijven en financiële instellingen zijn zij opvallend vaak aanwezig. Competentie lijkt daarbij geen doorslaggevende rol te spelen. Dat in dit kader woorden als vriendjespolitiek, klassenjustitie en belangenverstrengeling worden gebezigd, kan en mag geen verbazing wekken.

Het proces dat hierboven werd beschreven ontwricht in toenemende mate de samenleving en schept een vruchtbare voedingsbodem voor politieke bewegingen als die van Wilders en Verdonk. Kennelijk hebben we sinds de jaren van Pim Fortuyn niets geleerd. De tijdbom die toen is gelegd tikt nog steeds en tikt steeds sneller. En als de noodzakelijke reparaties en renovaties niet vanuit Den Haag komen, zal er een moment komen dat de burger het heft in eigen handen neemt. Dan ontploft de bom en is het Bijltjesdag. Want dan wordt er wel afgerekend. 

copyright@2009Wedzinga