De gevluchte vrouwenhandelaar en het civiele karakter van de schorsingsbeslissing

Strijd tegen georganiseerde misdaad corrumpeert justitie
1 september 2009
Over klassenjustitie, belangenverstrengeling en een tikkende tijdbom die Fortuyn heet
26 oktober 2009
Show all

 

Justitieel en politiek Nederland is weer eens in staat van paraatheid. Het Hof Arnhem heeft de voorlopige hechtenis van een door de rechtbank Almelo wegens vrouwenhandel en art. 140 Sr veroordeelde man geschorst en tijdens die schorsing heeft de man de benen genomen. Nou gebeurt het wel meer dat een geschorste voorlopige hechtenis moet worden opgeheven, omdat de verdachte er voor kiest uit handen van justitie te blijven. Maar het bijzondere aan deze zaak is dat het gaat om iemand die blijkens de veroordeling door de rechtbank Almelo op 11 juli 2008 een groot aantal vrouwen in de prostitutie heeft gedwongen en daarbij zeer gewelddadig te werk ging. Zo zouden vrouwen zijn verkracht, geslagen met honkbalknuppels, gebrandmerkt en gedwongen tot borstvergroting. Een aantal vrouwen deed aangifte. Dat is op zichzelf al heel wat, want het vraagt veel moed van die vrouwen om de politie in de arm te nemen. Na jarenlang intensief onderzoek stond een zestal verdachten van de criminele organisatie terecht en werd de bewuste verdachte (Saban B.) veroordeeld tot zeven en een half jaar gevangenisstraf. Tegen die veroordeling is door zowel het Om als de verdediging hoger beroep aangetekend.

Donderdag werd ik hierover gebeld door een journalist. Het ging die journalist vooral om de vraag hoe rechters zo’n beslissing kunnen nemen en of een dergelijke rechterlijke “blunder” gevolgen heeft voor de betrokken raadsheren. Mijn antwoord op die laatste vraag was kort en simpel: nee. Als een rechter bij het nemen van een beslissing in de “fout” gaat, hoeft hij niet te vrezen voor een sanctie als ontslag. Hooguit wordt er intern gemord en wordt hij door de sectievoorzitter of de president op het matje geroepen. In beginsel vind ik het goed dat het daarbij blijft. Want rechters zijn mensen die een ambt uitoefenen waarbij beslissingen met verstrekkende gevolgen worden genomen. Die beslissingen kunnen niet met wiskundige precisie op hun effect worden doorberekend. Het gaat om een inschatting. En als die inschatting anders uitpakt, kan de beslissing niet per definitie als een “fout” of een “blunder” worden bestempeld. 

A fortiori meen ik dan ook dat diegenen die van mening zijn dat een rechter die een inschattingsfout maakt een “blunder”begaat die tot ontslag zou moeten leiden, onvoldoende rekening houdt met het karakter van het werk als rechter. Een rechter taxeert, wikt en weegt en neemt een beslissing. En omdat een beslissing om velerlei redenen “verkeerd” kan zijn en bovendien doorgaans door een hogere rechter kan worden gecorrigeerd, voert het te ver om de rechter per definitie af te serveren. De consequentie zou dan bovendien zijn dat een rechter op “safe” gaat spelen en dat is onwenselijk.

Maar dat betekent niet dat elke verkeerde rechterlijke beslissing met de mantel der liefde moet worden bedekt. Het is zaak om goed te`doorgronden op welk punt de rechter de fout in is gegaan. En dat onderzoek zou in deze zaak niet misstaan. 

Dat het laatste woord over de gewraakte rechterlijke beslissing nog niet is gezegd, is evident. Minister Hirsch Ballin is al door de Tweede Kamer op de korrel genomen en zal zich moeten verantwoorden. Een politiek kennelijk onvermijdelijke exercitie, waarvan de afloop voorspelbaar is: De rechter beslist, de politiek moet zich er niet mee bemoeien en de scheiding der machten (Trias Politica). De beslissing is tevens koren op de molen voor politieke opportunisten als onvermijdelijke Teeven, Eerdmans en Wilders, die ongetwijfeld in ferme bewoordingen de trom zullen roeren en pogingen in het werk zullen stellen er politieke munt uit te slaan. Misschien nog wel het meest onsmakelijke en verwerpelijke van alles.

De hamvraag is natuurlijk hoe de beslissing van de rechters moet worden gewaardeerd. Een etiket als “blunder” was al snel geplakt en het OM en het Coördinatiecentrum Mensenhandel waren er al als de kippen bij om de rechters als naïef af te schilderen.  Ook werd gesuggereerd dat de rechters het dossier niet goed hadden gelezen, door de verdachte zouden zijn bedreigd en hadden zitten slapen. De verdachte werd een “beest” genoemd en uiteraard werd veel aandacht geschonken aan het lot van de slachtoffers, die voor hun leven zouden moeten vrezen. Kortom: alle ingrediënten voor een rituele slachting zijn ruimschoots aanwezig. 

Op crimesite was het lot van de raadsheren bezegeld:

“Het moet maar eens afgelopen zijn met blunderende rechters en magistraten die de rechtsorde op een dergelijke wijze schokken en er zoals gewoonlijk elke keer weer mee wegkomen. Dit is gewoon niet uit te leggen aan de gemeenschap, de slachtoffers en de politiemensen die jarenlang aan deze zaak hebben gewerkt.
Dan maar de wet veranderen om rechters, die voor het leven zijn benoemd, te kunnen ontslaan als zij blunderen”.

Krasse taal, maar er is reden om juridische nuances aan te brengen ………..

Schorsing van de voorlopige hechtenis is een vreemde constructie. Voorlopige hechtenis is als vrijheidsbenemend dwangmiddel in beginsel gereserveerd voor verdachten van ernstige misdrijven, tegen wie “ernstige bezwaren”  bestaan en waarbij sprake is van “ernstig gevaar voor vlucht” of van een “gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert” (artt. 67 en 67a Sv). Die voorwaarden lijken schorsing uit te sluiten en schorsing is in de praktijk dan ook eerder uitzondering dan regel. De verdachte zal met goede argumenten moeten komen…. en dan nog. Tijdens de schorsing blijft het bevel tot voorlopige hechtenis van kracht en dat bevel kan zelfs “te allen tijde”worden opgeheven. Overtreding van de voorwaarden die aan de schorsing zijn gesteld, is daarvoor niet noodzakelijk.

De voorlopige hechtenis van vrouwenhandelaar Saban B. werd geschorst om hem in de gelegenheid te stellen zijn echtgenote en kind te bezoeken. Ook het OM was niet gekant tegen schorsing, maar drong aan op een korte termijn.  Twee dagen, naar ik meen. Het Hof wees het verzoek toe voor een periode van zeven dagen.  Daarna vorderde het OM  opheffing van de schorsing omdat er aanwijzingen waren dat de verdachte zich uit de voeten zou maken. Dat verzoek werd afgewezen en kort daarna maakte de verdachte zich uit de voeten. Een merkwaardige gang van zaken.

Merkwaardig, omdat wat mij betreft georganiseerde vrouwenhandel alleen al voldoende is om de oorspronkelijke beslissing tot schorsing de kwalificatie “onbegrijpelijk” toe te kennen, zeker omdat de verdachte in en vanuit een zeer gewelddadige criminele organisatie zou opereren, er alternatieven voor de schorsing aanwezig waren en hij – zo begreep ik-eerder was ontvlucht. Hierin ligt besloten dat ik het eveneens “onbegrijpelijk” vind dat het OM dat zich aanvankelijk met hand en tand heeft verzet tegen schorsing als een blad aan de boom is omgedraaid. Misschien is dat nog wel opmerkelijker dan de beslissing van de raadkamer van het Hof. Het eerder bepleitte onderzoek zou zich ook hierover moeten uitstrekken.

In het verlengde hiervan ben ik de mening toegedaan dat ook de beslissing om de vordering tot opheffing af te wijzen onbegrijpelijk is, waarbij nog komt dat die vordering door de raadsheren werd afgewezen, omdat niet aannemelijk zou zijn geworden dat de voorwaarden waren overtreden. Het Hof zal hier doelen op de voorwaarde dat verdachte zich dagelijks bij het politiebureau meldde. Maar overtreding van de voorwaarden is, als gezegd, helemaal niet nodig om de schorsing op te heffen! Ook de andere argumenten die het Hof hanteert snijden geen hout. Dat verdachte meer dan de helft van de door de rechtbank opgelegde straf had uitgezeten, zegt mij niets. 

Al met al een juridisch slecht gemotiveerde beslissing, die gelet op de bijzonderheden van deze zaak maatschappelijk ook nog eens onbegrijpelijk is, mede omdat vrijlating van deze verdachte voor de slachtoffers enorme gevolgen kan hebben. Dat kan een blunder worden genoemd. Een blunder die door sommigen suspect zal worden gevonden, maar die volgens mij verklaring vindt in het feit dat beslissingen over opheffing of schorsing van de voorloopige hechtenis in toenemende mate een civiel karakter hebben gekregen. Daarmee bedoel ik dat wanneer het OM het met de verdediging eens is, de rechter al gauw geneigd is mee te gaan. Daardoor wordt de rol van de rechter lijdelijk.

Een tweede verklaring kan zijn dat de praktijk leert dat rechters weinig tijd hebben om beslissingen in het kader van de voorlopige hechtenis voor te bereiden. In de regel worden dergelijke zaken ’s ochtends voorbereid en ’s middags afgehandeld, vaak enkelvoudig, waarbij het dossier dus slechts vluchtig kan worden bestudeerd. In deze zaak was er, zo begrijp ik, al een regiezitting geweest, maar dat zegt mij niet zoveel. Misschien kan de Minister van Justitie zich hier eens op bezinnen en zich bezinnen op maatregelen die het enerzijds mogelijk maken dat rechters meer tijd hebben om dergelijke zaken voor te bereiden en anderzijds geld investeren in het verbeteren van de juridische kwaliteit van leden van de magistratuur.  

Ondertussen klinkt , als gezegd, al weer her en der de roep om ontslag van blunderende rechters. Een roep die ongetwijfeld een gewillig oor zal vinden bij de politieke populisten in het Haagse circuit die de messen alvast slijpen en vermoedelijk zullen aansporen om het strafrecht aan te scherpen. Ook het OM zal zich wel weer in de strijd mengen, al heeft het in deze zaak boter op het hoofd. Maar voor het OM is het een welkome aanleiding om de aandacht af te leiden van de reeks al of niet opzettelijke justitiële “misslagen” die met de regelmaat van de dag de media opsieren. Het tappen van advocaten, niet wissen van geheimhoudersgesprekken, het manipuleren van het dossier, vervalsen van taps, lekken van informatie, opmaken van vervalste processen-verbaal etc. etc. etc.

Er is al veel gewonnen wanneer de Minister beseft dat dit “incident” niet op zichzelf staat, maar zich realiseert dat er een zekere samenhang bestaat tussen rechterlijke dwalingen, blunders of hoe ze ook mogen heten en de – eufemistisch gezegd- misslagen en onregelmatigheden die op het conto van politie en justitie kunnen worden geschreven. Dan zal hij de goedkope roep tot aanscherping van het strafrecht weerstaan. De crisis in de strafrechtspleging is niet van vandaag en komt zeker niet uit de lucht vallen, maar wordt door de toegenomen transparantie en het veranderde sociale klimaat manifester. De demystificatie van de rechterlijke macht is begonnen en dwingt tot een funfamentele heroriëntatie op de inrichting en werkwijze van politie, justitie en zittende magistratuur. Daarbij zullen klassieke strafrechtelijke en staatsrechtelijke uitgangspunten en de implementatie daarvan in het materiële en formele strafrecht in het licht van nieuwe ontwikkelingen moeten worden bezien. Zoals het nu gaat hobbelen we van incident naar incident, zonder te beseffen dat het niet gaat om incidenten, maar om ingebakken structurele fouten en machtsmisbruik. Een gebed zonder end, zeker wanneer we er ernstig rekening mee moeten houden dat er nog veel “incidenten” zullen volgen.

Copyright@2009Wedzinga