De strijd tegen de zware, georganiseerde criminaliteit kan door de overheid per definitie niet worden gewonnen. Die vorm van criminaliteit bestond, bestaat en zal blijven bestaan. In zekere zin heeft de overheid er zelfs belang bij dat die criminaliteit bestaat en heeft de georganiseerde misdaad er belang bij dat de overheid de strijd aanbindt. Als de handel in drugs bijv. uit het strafrecht wordt gehaald, zal de prijs van drugs fors dalen en kan menig agent, officier van justitie en rechter zich laten inschrijven als werkzoekende. Zeker omdat in dat geval ook de drugsgerelateerde criminaliteit drastisch zal afnemen. En voor de drugscrimineel is er geen droog brood te verdienen. Maar voorlopig is dit toekomstmuziek en is het alleen al juridisch gezien niet mogelijk om tot decriminalisering over te gaan. Voor bepaalde vormen van georganiseerde misdaad (vrouwenhandel, wapensmokkel) is dat overigens ook uit ethisch oogpunt onwenselijk.
Het laat zich dus aanzien dat de strijd tegen de zware, georganiseerde criminaliteit voortduurt. De wapens waarover politie en justitie beschikken zijn in de loop der jaren zwaarder geworden. De kroongetuige is wettelijk geregeld en ook bijzondere opsporingsmethoden als infiltratie en observatie hebben een wettelijke, legale status verkregen. Voorzover mij bekend, wordt in (bijna) geen enkel ander land zo vaak getapt als in ons land en doorzoekingen en inkijkoperaties zijn aan de orde van de dag. Onduidelijk is ondertussen of, en zo ja, welke winst de inzet van die verstrekkende opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen oplevert. Wat wel steeds duidelijker wordt is dat de overheid daarvoor een hoge prijs betaalt. Want wie over zoveel macht beschikt, is vatbaar voor machtsmisbruik en corruptie. En dat laatste manifesteert zich naar mijn indruk steeds vaker.
Politieverhoren waarbij verdachten onder dwang of misleiding bekennende verklaringen afleggen, vervalsen van processen-verbaal en tapverslagen, omkopen van getuigen, gebruik van burgeropsporing om onrechtmatig verkregen bewijs een legale status te geven, weglaten van ontlastende informatie uit het proces-dossieren, het lekken van incriminerende informatie aan criminelen waardoor sommige liquidaties verklaard kunnen worden, zijn slechts enkele voorbeelden waaruit blijkt dat politie en justitie geïnfecteerd raken door het virus dat zij zeggen te willen bestrijden. Ik ben er van overtuigd dat het hierbij niet om incidenten gaat, maar dat in de zwaardere zaken politie en justitie regelmatig over de schreef gaan. Het is een ijzeren wet dat opsporingsambtenaren de neiging hebben de grenzen van de wet op te zoeken, zo niet te overschrijden. Dat proces gaat steeds verder en wordt geen halt toegeroepen omdat de politiek zich door de waan van de dag laat leiden en gevoelig is voor geluiden uit de kringen van politie en justitie, omdat rechters dergelijke onregelmatigheden te vaak sauveren, omdat justitie in de persoon van Harm Brouwer kritiek monddood wil maken en omdat het in het systeem van strafvordering ontbreekt aan zoiets als checks and balances, waardoor de equality of arms ver te zoeken is.
Bij dit alles komt nog dat de mainstream media en internet steeds beeldbepalender worden. Dat heeft zijn voor en tegen. Het grote nadeel is vooral dat de berichtgeving in de media maar al te vaak tendentieus en onjuist is. De reden hiervan is dat entertainment het vaak wint van nieuwswaarde, de kwaliteit van veel journalisten te wensen over laat en vooral misdaadjournalisten een schimmige positie innemen. Vandaag onving ik nog een mail van iemand die door de krant zo is “afgemaakt” dat zijn bedrijf ten dode is opgeschreven, terwijl de rechtbank nog een oordeel moet geven. En het is geen geheim dat de zaak van Louis Hagemann mij al geruime tijd in beslag neemt omdat ik de bewijsconstructie in zijn zaak ronduit schandalig vind en omdat ik zelden of nooit een sprekender voorbeeld ben tegengekomen van een zaak, waarin het beeld dat van hem door Peter R. de Vries is neergezet naar mijn stellige overtuiging zo van invloed is geweest op de rechterlijke overtuiging, dat de juridisch-technisch gezien ondermaatse bewijsconstructie daarin zijn verklaring vindt. Een ander voorbeeld, dat mij nu te binnen schiet, is overigens de zaak Holleeder. Dergelijke veroordelingen zie ik als een nederlaag voor wat de “rechtsstaat” wordt genoemd. Een rechtstaat mag nimmer capituleren voor suggestieve beeldvorming. Dat iemand het nodige op zijn kerfstok heeft, mag geen reden zijn om hem “op te knopen”.
Het is triest te moeten constateren dat we sinds Van Traa er eerder op achteruit dan op vooruit zijn gegaan. Een parlementaire enquête waarin een en ander grondig wordt onderzocht lijkt mij gelet op het voorgaande en gelet op eerder door mij genoemde redenen, bitter noodzakelijk. In die enquête dienen alle schakels in de strafrechtketen aan bod te komen en zal het streven moeten zijn om de strafrechtspleging te herijken op basis van nieuw te formuleren grondbeginselen en op basis van de uitgangspunten van artikel 6 EVRM. Daarvan zijn we nu ver verwijderd.
De woorden van Betrand Russell zouden daarbij moeten dienen als een waarschuwingssignaal:
Macht corrumpeert
Absolute macht corrumpeert absoluut
Wie dergelijke woorden ter harte neemt en over een goed beoordelingsvermogen beschikt, wordt dan vanzelf ongevoelig voor populisten als Wilders en Eerdmans. Dergelijke politici zie ik liever in een griezelkabinet dan in de politieke arena in Den Haag. Laat de media ze nu vooral een platform geven, maar zorg er voor dat er ruimte is voor discussie met mensen die kennis van zaken hebben en geef vooral de ruimte voor die discussie. Dan vallen ze vanzelf door de mand.