Wie zich brandt, moet op de blaren zitten. Daarom is het terecht dat iemand die zijn taakstraf niet uitvoert, in plaats daarvan de door de rechter opgelegde vervangende hechtenis ondergaat. In mijn geval waren dat 37 dagen. Het punt is alleen dat ik nimmer in de gelegenheid ben gesteld om de taakstraf uit te voeren. Door fouten van de reclassering en een wirwar van brieven afkomstig van het CJIB uit Leeuwarden en het Openbaar Ministerie in Zwolle verkeerde ik in de veronderstelling dat ik tot 20 juni 2008 de gelegenheid had de taakstraf te voltooien. Als bewijs van het gehannes van de justitiële mallemolen, heb ik alle correspondentie gescand. Ik zal die in mijn volgende bericht met toelichting publiceren. Die toelichting is alleen al daarom nodig omdat in de brieven een lawine van fouten staat.
Goed, niet getreurd, dacht ik nadat ik tot mijn verrassing een brief in de bus kreeg dat ik de hechtenis moest ondergaan: Ik dien wel een bezwaarschrift in. Weliswaar heeft dat geen schorsende werking, maar toch zullen ze wel inzien dat ze fout zitten. Ik had ook een gratieverzoek lopen omdat de gezondheidstoestand van mijn vader hard achteruit ging en omdat ik al mijn tijd in mijn juridisch adviesbedrijfje stak. Ik moet toch leven niet waar? Op de beslissing op mijn bezwaarschrift, wacht ik nog steeds. Wel had ik uit de pers vernomen dat ik volgens het Openbaar Ministerie mijn hechtenis moest ondergaan. Mijn advocaat mr. Plasman had mij nog gemaild, dat ik een brief zou krijgen waarna ik mijzelf kon melden bij de penitentiare inrichting. Dat zou gevolgen hebben voor het regime waaraan ik zou worden onderworpen. Want een “zelfmelder” maakt aanspraak op een mild regime. Veel vrijheid. Van Danny Kuiters had ik begrepen dat ik daarop maar niet moest rekenen. Ze zouden mij, volgens Danny, plotseling oppakken en in een streng regime zetten. Vermoedelijk ergens in het noorden, omdat de kans dan groter was dat “oude bekenden” die ik ooit had veroordeeld, hun gram konden halen.
Danny had gelijk. Om zeven uur ’s ochtends ging de bel. Twee agenten stonden voor de deur om mij mee te nemen. Ze waren niet onvriendelijk, maar weigerden in te gaan op mijn verzoek om de papieren er op na te slaan. Hun opdracht was mij op te halen en “Befehl ist Befehl”. Mee dus. Eerst naar de rechtbank, waar ik in een celletje werd gezet, en daarna, vroeg in de middag, naar Veenhuizen. Geboeid en wel werd ik in een busje gedropt en naar Drenthe getransporteerd. In Veenhuizen kregen mijn lotgenoten en ik een korte rondleiding. Daarna moest ik achter de deur, zoald dat heet. Lang duurde mijn verblijf niet. ’s Middags kreeg ik via de telefoon bericht dat mijn vader die ochtend was overleden. Die avond werd ik na interventie van mr. Plasman door de Officier van Justitie in Zwolle vrijgelaten middels een bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling. Daardoor kon ik mijn vader zien en de crematie bijwonen. De Officier van Justitie in Groningen had zich hiertegen verzet. Tekenend voor de wijze waarop het Openbaar Ministerie in Groningen mij meent te moeten bejegenen.
Na veertien dagen moest ik mij melden bij de parketpolitie, hoewel ik noch via een “strafonderbreking” noch via een “incidenteel strafverlof” in vrijheid ben gesteld. Strikt genomen is die hernieuwe vrijheidsbeneming na een bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling onrechtmatig. Ik liet mij echter opnieuw lijdzaam in een politiecelletje zetten, waar ik bijna de hele dag verbleef. Tegen de avond kreeg ik te horen dat ik naar Ter Apel werd overgebracht.
In Ter Apel verblijven ongeveer 500 gedetineerden. Het complex wordt ook wel de “hel van Ter Apel” genoemd omdat, zo begreep ik, de faciliteiten in vergelijking tot andere penitentiaire inrichtingen, betrekkelijk minimaal zijn en de bureaucratie enorm. Voor alles moeten formulieren worden ingevuld. Het liefst in drievoud en bij voorkeur vijf dagen van te voren. Mijn puzzleboekje mocht ik niet meenemen in de cel. Wetboeken en pen bleven ook achter. Uitsluitend kleding mocht worden meegenomen. Ik werd op afdeling C1 geplaatst. De afdeling “binnenkomst”. Cel 8. Een ware stressfabriek. Verkeerde ik nog in de gelukkige omstandigheid dat ik wist wanneer ik vrij kwam (althans dat dacht ik te weten), de meeste gedetineerden hebben een “lopende” strafzaak. Ze zijn net drie dagen in de politiecel onderworpen aan verhoor en totaal van slag. Weten niet wat het lot hun brengt en worden binnen de kortste keren geconfronteerd met problemen op het thuisfront. Relaties lopen stuk of dreigen stuk te lopen, de omgang met de kinderen loopt gevaar, afkickproblemen en voortdurend geïntimideerd door de politie, reclassering en jeugdzorg. Om de haverklap worden ze “gelicht”, om een of meer dagen opnieuw verhoord te worden en de problemen worden alsmaar groter. Na twee dagen pleegde een jongen zelfmoord. Niets over gelezen in de krant. Sommige gedetineerden zitten in beperkingen, waardoor ze niet met anderen mogen luchten en nagenoeg de hele dag alleen achter slot en grendel zitten. De rest overigens ook. Want gemiddeld zat ik zo’n 19 uur in mijn cel. Daar heb ik veel nagedacht en geslapen. Van een vriendelijke bewaarder kreeg ik een kopie van een puzzleboekje. En na enige tijd mocht ik boeken lenen uit de bibliotheek. Veel van mijn “collega’s” waren vooral bezig met zich in slaap te sussen door het gebruik van soft drugs, iets dat oogluikend wordt toegestaan, omdat het anders helemaal een gekkenhuis wordt. In cel 8 werd ik 50 jaar. Hiep, hiep, hoera. Constant had ik het beeld van mijn demente, uitgemergelde vader voor ogen, in de uren en dagen voor zijn dood. Ach, dacht ik, dat is nog niets. Wat moet Danny Kuiters wel niet hebben gevoeld, toen hij na de dood van zijn vader zwaar bewaakt en aan zijn voeten geketend, bij de gratie Gods naar de aula mocht. Hij kon zijn evenwicht niet bewaren toen hij zich voorover boog om zijn vader een zoen te geven en viel op zijn dode vader. De bewaker, die ondanks zijn uitdrukkelijk verzoek om alleen afscheid te mogen nemen, niet van zijn zijde was geweken, trok hem van zijn vader af.
Na ongeveer een week werd ik geplaatst op afdeling F1. Cel 25. Vier cellen verwijderd van de jongen die zelfmoord had gepleegd. Omdat ik was “afgestraft”, mocht ik niet werken. Ik zat dus nog steeds veel op mijn cel, maar had iets meer mogelijkheden om mij buiten de cel op te houden. Daardoor leerde ik sommige jongens wat beter kennen. Roy, een jonge, intelligente vent, die probeerde zich op de been te houden door veel te praten en die veel steun had aan zijn geloof. Een gevoelige jongen, die trots was op zijn tatoeages en zijn vader, die velen gezag inboezemde. Een ondernemer die na een echtelijke ruzie zou zijn “ingereden” op de politie. Althans zo stond het in het proces-verbaal. Hij vertelde me dat hij probeerde te ontsnappen en juist niet inreed op de politie. In luttele dagen tijd kreeg hij te horen dat hij minstens acht jaar zou moeten zitten (ja, die politiemensen zijn net rechters), zijn vrouw wilde scheiden en dat hij zijn kinderen wel kon vergeten. En niet te vergeten Joop, een bejaarde man, die in zijn strijd om niet eenzaam achter te blijven, verslingerd was geraakt aan een veel jongere verslaafde vrouw en haar onderhield door te dealen. Hij had het regelmatig te kwaad. Ik suggereerde hem om zoveel mogelijk op te schrijven. Een goede tip. “Bedankt jongen”, zei hij de volgende dag.
Het luchten was een ware parodie. Iedereen liep monotoon wat rondjes en ging vervolgens op een bankje zitten. Daar werden de drugs geronseld en over medegedetineerden geroddeld. Afdeling C0 was de ergste afdeling. Daar zaten de “probleemgevallen”. Onhandelbare mensen en gedetineerden die kinderen hadden misbruikt. Soms zaten er ook “foute” politiemensen. Uit veiligheidsoverwegingen. Omdat er in ons land geen “foute” Officieren van Justitie bestaan, kom je die niet tegen. Uit veiligheidsoverwegingen. Kennelijk was mijn veiligheid niet in het geding, hoewel ik in het begin via via enkele keren werd bedreigd. Ook de bewaarders werden aan een kritische beoordeling onderworpen. Zelf vond ik de meeste bewaarders wel aardig. Het valt niet mee om, na alle bezuinigingen, werk te doen waarbij het hanteren van de sleutel het belangrijkste instrument is. Enkele bewaarders klaagden er ook over, dat er geen tijd meer was om wat “leuks met de jongens” te doen. Natuurlijk moet er wel afstand zijn. Zo is het “not done” om de drempel in het bewaardersverblijf te overschrijden. En sommige bewaarders scheppen er een genoegen in, om gezag af te dwingen door voortdurend te snauwen en te grauwen.
Op 23 november werd mijn oudste zoon 11 jaar. Ik stuurde hem een kaart, maar moest daarop mijn celnummer vermelden. Verder worden alle brieven gelezen en alle telefoongesprekken afgeluisterd. Dat laatste zal heel wat werk met zich meebrengen, want iedereen vocht bijna om een plaats voor in de rij om te kunnen bellen. De tijd is beperkt en er is soms veel te zeggen. Zachtjes aan ging ik aan het leven in Ter Apel wennen. Het werkt, hoe cynisch dat misschien klinkt, ook enigszins vertroostend om omringd te zijn door mensen die het moeilijk hebben. Dat maakt je eigen pijn draaglijk. Het eind van mijn detentietijd kwam in zicht. Ik kreeg al vrij snel na aanvang te horen dat de hechtenis 3 december afliep. Nadat ik dit heuglijke nieuws ettelijke keren gecheckt had, was het dan zover. ’s Ochtends vroeg, tegen een uur of acht, moest ik een aantal formulieren invullen, waarna ik de poort uit kon lopen.
Ik ben een ervaring rijker. Een die me sterker heeft gemaakt en die mijn juridisch inzicht en gevoel heeft gescherpt. Meer dan ooit realiseer ik me dat ik de verantwoordelijkheid die ik ooit droeg, niet meer aan zou kunnen. Zo heeft ook dit een keerzijde.