Gisteravond heb ik de uitzending van Zembla gezien Niet veel nieuws onder de zon, althans niet voor mij. Het beeld van rechters die hun eigen territorium beschermen en niet gediend zijn van kritiek -hoe terecht ook – van buitenstaanders werd nog weer eens bevestigd. Het was ronduit ontluisterend om te zien hoe rechters zich in bochten wringen om de kritiek af te wimpelen en in ieder geval te kennen gaven die kritiek binnenskamers te willen houden. Dat rechters hun uitspraken nogal eens niet of slecht motiveren verbaast mij niet. Maar het ergert mij wel. Zeker wanneer er zonder enige onderbouwing conclusies worden getrokken die soms verstrekkende gevolgen voor de betrokkenen kunnen hebben en wanneer zonder enig logisch verband van de hak op de tak wordt gesprongen. Verweren die op volstrekt ondeugdelijke gronden worden verworpen en bewijsconstructies die wezenlijk bestaan uit aan elkaar geplakte delen van de processen-verbaal van politie. Bij het Hof Leeuwarden, waar ik van 2000 tot 2005 werkte, keken we nogal eens met het nodige dédain en afgrijzen naar de puinzooi die van de rechtbank Groningen kwam. Niet dat die rechtbank de enige was overigens. Rechtbanken blinken over het algemeen al niet uit in juridisch vakmanschap, maar de wijze waarop in bepaalde vonnissen met leerstukken als opzet, schuld en causaliteit werd em wordt omgesprongen, doet pijn aan de ogen. En de consequenties voor de verdachte zijn verstrekkend . Het maakt nogal wat uit of iemand voor doodslag dan wel voor dood door schuld wordt veroordeeld. Strafmotiveringen die niets anders behelzen dan in krakkemikkig Nederlands geformuleerde herhalingen van de bewezenverlaringen en dus geen inzicht verschaffen in de beweegredenen die aan het opleggen van de straf ten grondslag lagen, maken het er ook al niet beter op. Niet zelden heb ik zelfs de indruk dat veel rechters hun vakliteratuur lang geleden aan een bibliotheek in bruikleen hadden gegeven.
Dat is niet het enige. Terecht werd in de uitzending van Zembla opgemerkt dat rechters te veel op het kompas van het openbaar ministerie varen. Het openbaar ministerie dat de opsporing en vervolging stuurt en daarbij over een uitgebreid repertoire van dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden beschikt, het dossier samenstelt, door de verdediging gevraagde getuigen kan weigeren, onderzoeksinstituten tot haar beschikking heeft (NFI, BOOM), belast is met de tenuitvoerlegging van straffen en dat nu zelfs straffen mag opleggen. Een grof schandaal, dat de politiek en meer in het bijzonder de minister van justitie (die ook al niet blijkt geeft over veel kennis van zaken te beschikken, maar de pretentie dat hij daarover wel beschikt bij de gratie van mediagenieke “jaknikkers” overeind weet te houden) zich mag aantrekken. Want een openbaar ministerie dat volgens de wet aan objectieve waarheidsvinding moet doen, maar in de praktijk vooral uit is op scoren, door het aantal veroordelingen op te schroeven, is rechtsstatelijk gezien een wangedrocht. Het is een orgaan dat teveel macht heeft en dat te weinig zelfkritisch vermogen paart aan te weinig greep op de politie. Hoe moet een meisje van 27, dat net van de RAIO-opleiding komt, ervaren rechercheurs aansturen bij de opsporing in een ingewikkelde fraudezaak of moordzaak? Daarbij komt dat binnen het openbaar ministerie de dienst wordt uitgemaakt door mannen in krijtkostuum, die de mond vol hebben van beleid en dagenlang vergaderen, maar die nauwelijks weet hebben van wat zich op de werkvloer afspeelt.
En veel tegenspel krijgt het openbaar ministerie niet. De advocaten die wel een gedegen vakkennis hebben en er ook werkelijk “staan” voor hun cliënt zijn, zeker in het noorden, op de vingers van één hand te tellen. Friesland kent er een paar, maar de meesten zitten in het westen. Vaak leest de advocaat op monotone toon zijn pleidooi voor, waarbij hij en passant vergeet de vinger op de zere plek te leggen, waarna de officier van justitie “repliceert” en gaat zitten. Einde oefening. Uitspraak over 14 dagen. Als de advocaat “geluk”heeft, volgt het dictum “vrijspraak ondanks advocaat” (grapje).
Het functioneren van de rechtspleging staat op het ogenblik in het middelpunt van de belangstelling. De schandalen rijgen zich aaneen en wil de rechtspleging haar rol kunnen blijven vervullen, dan zal zij zich bewust moeten zijn van de veranderde maatschappelijke omstandigheden. De burgers is mondiger geworden en de maatschappij, mede door internet, opener. Burgers leggen zich niet meer bij voorbaat neer bij een uitspraak van een rechter. Gezag is niet meer vanzelfsprekend, maar moet worden verdiend. De rechterlijke macht denkt nog steeds in een ivoren toren te leven en meent dat de kritiek binnenskamers moet en kan worden gehouden. Die gedachte is verouderd en beschamend.