Verwarring rond de zaak Rishi
10 december 2013
Afwijzen getuigen op regiezitting
25 december 2013
Show all

In een aantal artikelen ga ik nader in op de vraag tot hoever de media rechtens mag gaan bij het incrimineren van burgers. Die vraag is belangrijk en zal, in een mediacratie, steeds belangrijker worden. Het is de taak van een journalist om misstanden aan het licht te brengen, maar bij de uitoefening van die taak gelden grenzen. Zeker waar het gaat om burgers, die soms publiekelijk in diskrediet worden gebracht en die met de gevolgen daarvan tot in lengte van jaren kunnen worden geconfronteerd. Waar iedereen zich tegenwoordig “journalist” noemt en sommigen het internet zien als een vrijplaats om onder het mom van vrijheid van meningsuiting smaad en laster te plegen, is het belangrijk die grenzen scherp in het oog te houden.

 Twee belangrijke verdragsrechten zijn hierbij in het geding: Het recht op privacy en het recht op vrijheid van meningsuiting (dat ik in het vervolg ook wel kortheidshalve als het recht op “persvrijheid” zal aanduiden). Het eerste recht is gewaarborgd in artikel 8 EVRM, het tweede in artikel 10 EVRM. Het spanningsveld tussen deze verdragsrechten wordt steeds pregnanter. Waar ligt de grens?

Mijn bedoeling is om eerst een aantal spraakmakende zaken te bespreken. Zaken waarin de rechter een oordeel over deze centrale vraag heeft gegeven. Dergelijke oordelen zijn per definitie casuïstisch en kunnen niet of moeilijk worden veralgemeniseerd. Toch zijn in de rechtspraak wel algemene ijkpunten geformuleerd. Na de bespreking van de casuïstiek zal ik proberen de grenzen van de persvrijheid te verkennen.

De eerste zaak was onlangs uitgebreid in het nieuws. Het gaat om de zaak Paes, een vermogend vastgoedhandelaar die door Terlingen, een onderzoekjournaliste, werd beticht van seksueel misbruik van Ghanese kinderen en later tevens werd beschuldigd van corruptie en bedreiging. Vooral het eerste verdient  in dit verband de aandacht omdat Paes, die ook wel de “Koning van Ghana” wordt genoemd, op het moment dat de journaliste haar verhaal publiceerde onder verdenking stond, maar niet was veroordeeld. Sterker nog, in een latere fase is de zaak tegen hem zelfs “kalt gestellt”.

Paes voelde zich in zijn eer en goede naam aangetast, beschuldigde de journaliste van laster en spande een kort geding aan, waarin hij de journaliste verbood hem – kort gezegd-  in verband te brengen met pedofilie, corruptie, bedreiging en/0f andere misdrijven, “zonder te beschikken over (een) vonnis waaruit een en ander blijkt of bescheiden van het Openbaar Ministerie, waaruit blijkt dat hij wordt vervolgd. Daarnaast eiste hij dat alle publicaties van de journaliste in sociale media waarin dat verband werd gelegd zouden worden verwijderd.

De rechter in kort geding maakte echter gehakt van de eisen. Daarbij maakte hij een verfijnd onderscheid tussen de “verdenkingen” van pedofilie, waarover Terlingen in een artikel d.d. 28 juni 2012 op een website had bericht en de “beschuldigingen” van corruptie en bedreiging waarvan zij later in andere publicaties verslag had gedaan. Die beschuldigingen waren een reactie op de intimidaties van de zijde van Paes en daarbij speelde het recht op privacy dus een andere rol in de belangenafweging.

Het artikel van 28 juni 2012 droeg de veelzeggende titel “Paradijs voor Pedo’s”. In dit artikel tekende de journaliste het verhaal op van een Ghanees meisje, die vertelde door Paes al op 8 jarige leeftijd te zijn verkracht. Het meisje voegde daaraan toe dat zij niet de enige was. Zij had twee keer aangifte gedaan en Paes was in april 2010 door de Ghanese politie aangehouden maar dezelfde dag vrijgelaten. De naam van Paes werd overigens in het artikel niet genoemd en er was hoor- en wederhoor toegepast.

De rechter in kort geding toetste de publicatie, met daarin ernstige verdenkingen, aan bekende criteria die vooral in de rechtspraak van het EHRM voorkomen. Mocht de journaliste dit incriminerende artikel publiceren, zonder dat de rechter Paes had veroordeeld, ja zelfs, zonder dat er sprake was van een strafvervolging? Woog het belang van persvrijheid zwaarder dan dat van het recht op privacy, een recht dat uiteraard flagrant was geschonden?

De toetsingscriteria waarop de rechter het oordeel baseerde waren niet verrassend en vloeien vooral voort uit de rechtspraak van het EHRM. Wat betreft de verdenking van pedofilie komt de rechter tot het oordeel dat die verdenking ten tijde van de publicatie (28 juni 2012) “voldoende steun vond in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal”. Dat feitenmateriaal was bovendien “betrouwbaar“, o.a. omdat de rechter in niet mis te verstane bewoordingen het waarheidsgehalte van de video-opname waarin het Ghanese meisje haar aangifte introk, in twijfel trok. Terlingen die ook ander bronnen had geraadpleegd mocht over de verdenking publiceren. Daarbij speelde een rol dat Paes tot op zekere hoogte een publiek figuur is en zich meer moet laten welgevallen dan personen die geen publiek figuur zijn. De publicatie op 28 juni 2012 was met andere woorden niet onrechtmatig.

 De rechter laat het hier overigens niet bij, maar overweegt nog:

“Van (journaliste) kon niet worden verwacht dat zij de verdenkingen jegens (eiser) alleen mocht publiceren indien zij zou beschikken over (een) vonnis(sen) waaruit een en ander blijkt, of bescheiden van het Openbaar Ministerie, waaruit blijkt dat (eiser) wordt vervolgd (…)”.

En alsof dat nog niet genoeg is voegt de rechter er aan toe:

“Van een journalist hoeft niet te worden verwacht dat hij – zoals in een strafrechtelijke procedure – wettig en overtuigend bewijs levert, zij het dat beschuldigingen niet lichtvaardig mogen worden gedaan”.

Na de publicatie van 28 juni 2012 waren andere publicaties gevolgd. Omdat het niet moeilijk was er achter te komen wie de vermogende vastgoedmiljonair was, werd Paes al snel met naam en toenaam genoemd. Paes liet zich van meet af aan niet onbetuigd en intimideerde Terlingen en anderen. Terlingen schreef hierover op 8 oktober 2013 en 8 november 2013. Paes werd in die recente publicaties van de journaliste, als gezegd, beschuldigd van corruptie en bedreiging. Ook deze beschuldigingen vonden volgens de rechter voldoende steun in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal en gelet op de inhoud van de in het geding gebrachte producties oordeelde de rechter dat het niet “lichtvaardig” was om Paes te beschuldigen van corruptie en bedreiging. Hierbij had de journaliste aan de redactie van de betreffende websites overgelaten om Paes in de gelegenheid te stellen tot wederhoor. Paes wilde namelijk geen contact met haar hebben. In die situatie achtte de rechter de keuze van Terlingen gerechtvaardigd.

Volgens Paes was de situatie inmiddels drastisch veranderd. Hij zou niet (langer) strafrechtelijk worden vervolgd. De stukken waarop hij zich beriep dateerden echter van na de publicaties en waren in die zin juridisch irrelevant. Datzelfde gold ook voor zijn bezwaren tegen twitterberichten van Terlingen, die door (vermoedelijk) een fout van zijn advocaat niet in het geding waren gebracht. Terlingen zegde toe dat indien mocht blijken dat de strafzaak definitief gesloten is, zij aan de betreffende websites zou verzoeken die informatie aan de publicaties toe te voegen.

Al met al kwam de rechter tot de slotsom dat alle vorderingen van Paes dienden te worden afgewezen en dat hij in de proceskosten moest worden veroordeeld.

Het belangrijkste criterium voor een incriminerende publicatie lijkt te zijn dat een beschuldiging niet “lichtvaardig is”. Er moet voldoende betrouwbaar feitenmateriaal zijn en in beginsel moet er sprake zijn van hoor- en wederhoor. De aard van de misstand en de publieke bekendheid van de persoon zien, zo lijkt mij, meer op de inhoud en toon van de publicatie.

Maar hoe zit het met publicaties over personen tegen wie al een strafvervolging loopt en die voor de rechter moeten verschijnen? Daarover gaat het volgende artikel. Mocht KRO Brandpunt aan de vooravond van een strafzitting op basis van een gelekt politiedossier een uitzending wijden aan de zaak, terwijl de feiten ook tijdens het onderzoek op de zitting de revue zullen passeren en deskundigen aan het woord laten die op de stoel van de rechter gaan zitten door het politieonderzoek te kraken?

Copyright2013@Wedzinga